Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen Artikel 3 Keuzevriiheid De in artikel 6 van de wet genoemde verplichting om bij een aanspraak op een individuele voorzieningen de keuze te biedert tussen een persoonsgebonden budget en een naturaverstrekking, is niet absoluut. Er kunnen overwegende bezwaren bestaan om niet over te gaan tot verstrekking van een persoonsgebonden budget. Het bestuur kan regels stellen om af te wegen in welke gevallen er sprake is van bezwaren van overwegende aard, die reden zijn om geen persoonsgebonden budget te verstrekken. Naast deze keuzevrijheid bestaat er nog een tweede vorm van keuzevrijheid: namelijk de vrijheid om bij voorzieningen in natura te kiezen uit meerdere aanbieders. Deze keuzevrijheid wordt niet in deze Verordening, maar in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgewerkt. Artikel 4 Voorziening in natura Het doel van deze bepaling is het vastleggen van de rechten en plichten van het bestuur en de aanvrager. Deze bepaling ziet op de situatie waarin het bestuur een derde inschakelt voor verstrekking van naturavoorzieningen en deze derde eigenaar blijft van de te verstrekken voorziening of wanneer het bestuur een derde inschakelt voor het verlenen van zorg. Als een voorziening in eigendom wordt verstrekt is er uiteraard niet een dergelijke overeenkomst nodig. Artikel 5 Financiele tegemoetkoming Om te waarborgen dat de verstrekte financiele tegemoetkoming wordt besteed aan een noodzakelijke voorziening, en niet aan zaken die los staan van de doelen die met de wet worden beoogd, kunnen bij beschikking voorwaarden worden verbonden aan de verstrekking van een tegemoetkoming op grond van de wet. Deze bepaling, die moet worden bezien in relatie tot de bepalingen uit hoofdstuk 7 van deze Verordening, biedt daartoe de mogelijkheid. Artikel 6 Persoonsgebonden budget Het persoonsgebonden budget dient gezien te worden als een manier waarop een toegekende voorziening wordt verstrekt. De onder lid 1, onder a., van dit artikel genoemde bepaling spreekt dan ook voor zich en sluit aan op de bepaling in artikel 6 van de wet. Hierin is vastgelegd dat alleen bij toekenning van individuele voorzieningen in beginsel de keuze voor een persoonsgebonden budget moet worden geboden. Algemene voorzieningen vallen niet onder deze eis. Onder b. is bepaald dat de hoogte van het persoonsgebonden budget is gekoppeld aan de tegenwaarde van de in de te verstrekken goedkoopst adequate voorziening. Er moet immers een referentiebedrag zijn, waarop het persoonsgebonden budget kan worden gebaseerd. "Goedkoopst adequaat" is een objectief vaststelbaar referentiepunt. Voorts kan een aanvullend bedrag worden vastgesteld voor de instandhoudingskosten van de voorziening. 33 Dienst Sociale Werkgelegenheid Noardwest Fryslan Verordening maatschappelijke ondersteuning Vastgesteld door het bestuur op 27 September 2006 en laatstelijk gewijzigd in zijn vergadering op 2 april 2008.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2008 | | pagina 148