Het probleem van het individu dient op grond van de wet te worden gecompenseerd. Dat
individuele probleem staat dan ook centraal bij de beoordeling van de aanvraag voor een
voorziening op grond van de wet.
Een tweede reden heeft betrekking op het oogmerk waarmee woonvoorzieningen als
seniorenwooncomplexen en wooncomplexen die zgn. levensloopbestendige zijn gebouwd.
Dit soort complexen zijn/worden gebouwd vanuit het oogpunt dat bewoners hier in principe
een kunnen blijven wonen, ook als ze ouder worden en de normale leeftijdsgebonden
beperkingen zich gaan openbaren. Het bestuur stelt zich op het standpunt dat
woningcorporaties, projectontwikkelaars en andere eigenaren van de hiervoor genoemde
wooncomplexen in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor het aanbrengen van op de
doelgroep gerichte noodzakelijke voorzieningen. Naar de mening van het bestuur is het niet
gewenst dat kosten van - voor de doelgroep zoals hiervoor omschreven algemeen
gebruikelijke voorzieningen - uit gemeenschapsgelden worden betaald.
Add. i
Onder d. wordt met name gedoeld op verhuiskostenvergoedmgen; veel verhuizmgen zijn als
algemeen gebruikelijk te beschouwen, ook los van de beperking die men heeft. Te denken valt
aan verhuizingen van het ouderlijk huis naar een zelfstandige woonruimte, verhuizing van
senioren naar een kleinere woning, omdat de eengezinswoning te bewerkelijk is geworden en
kinderen reeds zelfstandig wonen.
Ad. c
Verhuizingen naar AWBZ- en andere zorginstellingen leiden ertoe dat de aanvrager buiten de
doelgroep van de wet valt; deze mensen kunnen immers niet meer zelfstandig participeren, en
hebben dus geen aanspraak op woonvoorzieningen, ook al omdat ze die onder de Wvg ook al
niet hadden. Als er in de te verlaten woning geen problemen bij het normale gebruik van de
waning werden ervaren, is de verhuizing naar de nieuwe woning kennelijk de oorzaak van de
problemen en is men verhuisd naar een inadequate woning. In dergelijke situaties is er,
evenals onder de Wvg geen aanspraak op woonvoorzieningen, hetgeen al meermaals door de
Centrale Raad van Beroep is bevestigd.
De WVG-zorgplicht was beperkt tot woonvoorzieningen die niet meer dan 45.378,- kostten,
tenzij weigering van die voorziening, gelet op het belang dat deze regeling beoogde te
beschermen, zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard. Gemeenten waren op grond
van de WVG verplicht in hun Verordening een specifieke hardheidsclausule met betrekking
tot woonvoorzieningen die meer dan 45.378,- kostten op te nemen. In de Wmo ontbreekt
een dergelijke bepaling. Het bestuur heeft besloten ook in deze Verordening Wmo voor
woningaanpassingen een bovengrens van 50.000,- vast te stellen. Daarbij wordt
aangetekend dat indien weigering van de voorziening, gelet op het belang dat deze regeling
beoogde te beschermen, zal leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, een beroep
gedaan kan worden op de hardheidsclausule. Of een situatie zal leiden tot 'onbillijkheden van
overwegende aard' is ter beoordeling van het bestuur.
Dienst Sociale Werkgelegenheid Noardwest Fryslan 43
Verordening maatschappelijke ondersteuning
Vastgesteld door het bestuur op 27 September 2006 en laatstelijk gewijzigd in zijn vergadenng op 2 apnl 200».