De keuzemogelijkheid voor de financiele tegemoetkoming was al onder de Wvg opgenomen in de Verordening. Dit omdat het onwenselijk werd (wordt) geacht iemand gedwongen gebruik te laten maken van het collectief vervoerssysteem in de situatie dat hij of zij in het bezit is van een eigen auto en rijbewijs. De mogelijkheid moet dan blijven bestaan van de eigen auto gebruik te maken. In de eerste door het bestuur vastgestelde Verordening werd aan de keuzemogelijkheid bepaalde voorwaarden verbonden. Op grond van jurisprudentie (uitspraak CRvB 28-02-2007) zijn de voorwaarden in deze Verordening weggevallen. Dit heeft tot gevolg dat in principe alle voor het collectief vervoer ge'indiceerde klanten dus gebruik kunnen maken van de keuzemogelijkheid. De praktijk moet uitwijzen of dit een wenselijke ontwikkeling is of dat het doel van collectief vervoersysteem hierdoor wordt ondergraven. Artikel 26 Algemeen gebruikeliike vervoersvoorzieningen Onder de Wvg is in de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep bepaald dat het stellen van een inkomensgrens voor een forfaitaire tegemoetkoming in vervoerskosten bij een inkomen van 1,5 x de bijstandsnorm niet in strijd was met de geldende zorgplicht. Iemand met een dergelijk inkomen wordt geacht de kosten van het lokaal vervoer of bezit en gebruik van een auto zelf te kunnen dragen. Er is een duidelijke relatie met het begrip "algemeen gebruikelijk"; indirect worden de kosten van vervoer in relatie tot het inkomen algemeen gebruikelijk geacht. Middels dit artikel heeft de Dienst een keuze gemaakt voor het bepalen van de hoogte van het inkomen waarbij een auto en de daarmee samenhangende kosten als algemeen gebruikelijk kunnen worden beschouwd. Artikel 27 Omvane vervoersvoorziening Onder de Wvg is de zorgplicht voor vervoer beperkt tot verplaatsingen in het kader van het leven van alledag in de directe woon- of leefomgeving; de wet spreekt nu in artikel 4 lid 1, onder c. over "het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel". Dit lijkt nog beperkter te zijn dan de zorgplicht onder de Wvg, maar aangezien met de Wet maatschappelijke ondersteuning niet is beoogd de reikwijdte van de Wvg te beperken of uit te breiden, is er geen reden om aan te nemen dat de alleen de letterlijk lokale verplaatsingen onder de wet zullen vallen. Vandaar dat in artikel 26, conform de onder de Wvg gevormde jurisprudentie, wordt uitgegaan van de eigen woon- of leefomgeving, met als uitzondering de bovenregionale zorgplicht, zoals die ook in de Wvg-jurisprudentie is omschreven. Sinds maart 2002 houdt de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep onder de Wvg in dat een vervoersvoorziening of een combinatie van voorzieningen de mogelijkheid moet bieden om op jaar basis minimaal 1.500-2.000 kilometer af te leggen. De Dienst werkt met vervoerszones en puntbestemmingen. In het Besluit maatschappelijke ondersteuning Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslan wordt het aantal zones en puntbestemmingen nader uitgewerkt. 47 Dienst Sociale Werkgelegenheid Noardwest Frysl&n Verordening maatschappelijke ondersteuning Vastgesteld door het bestuur op 27 September 2006 en laatstelijk gewijzigd in zijn vergadering op 2 april 2008.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2008 | | pagina 162