5 SUBSIDIERING
Het beheren en verdelen van de gemeentelijke (onderhouds) subsidies blijft, tot het moment
dat er een Federatie van dorpshuizen is, vooreerst een gemeentelijke taak.
Het BOCH heeft hierbij een adviserende taak.
5.1 Organisatie en werkwijze
Uitgangspunten bij de subsidiering van de dorpshuizen zijn:
a. de gemeente stelt via de "Gemeentebegroting" jaarlijks een subsidiebudget vast.
Uitgangspunt hierbij is het door het exteme adviesbureau voor de gemeente opgestelde
voortschrijdend onderhoudsplan voor de dorpshuizen.
b. een dorpshuis dient een subsidieaanvraag bij de gemeente in, waarbij het onderhoudsplan
van het betreffende dorpshuis leidend is;
c. de gemeente vraagt het BOCH advies over een ingediende subsidieaanvraag; en
d. de gemeente kan de dorpshuizen in het opstellen van onderhoudsplannen adviseren/
faciliteren.
Het BOCH-overleg wordt gevoerd door vertegenwoordigers van de vier dorpshuizen in
Leeuwarderadeel. Hoewel de verantwoordelijkheden van het BOCH veranderen naar
aanleiding van dit nieuwe Beleidsplan, blijft de opzet in eerste instantie zoals het overleg nu
is. De komende periode beraden de dorpshuizen zich afzonderlijk en gezamenlijk over
mogelijke verdere ontwikkelingen van het BOCH. Een mogelijke ontwikkeling is het
overgaan tot Federatie met een rechtsvorm, zoals een Stichting.
Er ontstaat dan een, dan nader uit te werken, nieuwe situatie. Er zullen dan een aantal taken
aan het BOCH moeten worden overgedragen.
In een budgetovereenkomst met de Federatie kunnen dan b.v. zaken worden geregeld zoals de
werkwijze bij de verdeling van subsidies, de verdeelsleutel van subsidies, wanneer is een
advies aan de gemeente gewenst/nodig, etc.
Een dergelijke overeenkomst kan aan het Beleidsplan worden toegevoegd.
5.2 Subsidiabele onderhoudskosten
Het bestaande subsidiebeleid voor de dorpshuizen kent een tweetal specifieke subsidiecriteria.
Dit zijn het zgn. 'basispakket' (waarvoor een subsidiepercentage van 40% geldt) en een
subsidie voor 'bouwkundige voorzieningen' (waarvoor een subsidiepercentage van 30%
geldt). In de praktijk is, zoals ook al eerder is aangegeven, echter gebleken dat de vertaling
van deze twee (toch wel brede) criteria in concrete subsidienormen en -bedragen regelmatig
toch wel vragen opriep. Praktische vragen in de zin van, is een gevraagde voorziening wel of
niet subsidiabel Dit was niet altijd even duidelijk.
Vanuit dit gegeven lijkt het dan ook wenselijk in het thans voorliggende nieuwe Beleidsplan
voor een andere opzet te kiezen en tot concrete (wederzijdse) afspraken over 'wel' en 'niet'
subsidiabele kosten te komen. Voor alle partijen is dan duidelijk waar men aan toe is.
Mede op basis van een advies van Doarpswurk hierover wordt dan voor de volgende
subsidiabele kosten gekozen.