4.6 Ruimtelijke kwaliteit en het bewaken van het dorpseigen karakter.
Hieronder wordt een aantal criteria geschaard. Zoals de hoogte van de bebouwing en de mate
van verdichting, deze kunnen worden opgenomen in het bestemmingsplan.
Met het beeldkwaliteitsplan is het mogelijk architectuur die niet past in het dorpbeeld te weren.
De gemeente legt de formulering van haar lange termijn visie om de kwaliteit van het landelijk
gebied en de kernen te behouden en te versterken vast in een verplichte structuurvisie. Deze
dient als kapstok voor bestemmingsplannen en exploitatieplannen.
Voor het stimuleren van bestaande particuliere woningverbetering kan gedacht worden aan het
aanpakken van een (deel van een) straat waarbij gemeente en bewoners in overleg de buurt
aanpakken. Instrumenten kunnen zijn: het realiseren bewonerswensen en het beschikbaar stel-
len van subsidie. De Wro, art. 3.5. biedt de optie om percelen met achterstallig onderhoud te
bestempelen als "afwijkend gebruik". Hieraan zijn dorpsvernieuwinginstrumenten gekoppeld.
4.7 Neutrale exploitatie
Impliciet betekent de doelstelling van een gemeentebrede neutrale grondexploitatie, dat de ge
meente deels actief grondbeleid dient te voeren of dient te kiezen voor een samenwerkings-
vorm met gedeelde winst/risico om zo ook projecten te hebben die een positief resultaat opleve-
ren. Dit om de mogelijkheid te hebben om te kunnen verevenen tussen tekort- en opbrengstlo-
caties.
Met faciliterend grondbeleid zijn de mogelijkheden van verevening tussen verschillende exploi-
taties beperkt. Het exploitatieplan is op kostenverhaal gericht en niet op "winst". Dit maakt dat
de toerekening van de kosten aan de exploitatie zijn beperkt door het toetsingscriteria profijt,
toerekenbaarheid en proportionaliteit. Zo kunnen de kosten van een rondweg (een zuur project)
deels verhaald kunnen worden in de aanleg van een nieuwe wijk. Lastiger worden ruimtelijke
plannen voor herstructurering van heel ergens anders gelegen straat of aanleg van een recrea-
tiegebied.
In een anterieure overeenkomst is het mogelijk een financiele bijdrage voor andere ruimtelijke
ontwikkelingen te vragen in het kostenverhaal. Eis is wel dat de gemeente in haar structuurvisie
deze ruimtelijke ontwikkeling heeft opgenomen en daarin financieel onderbouwd. Maar de markt
is niet verplicht tot een anterieur contract.
4.8 Herstructurering, inbreiding en beperkte uitbreiding.
Nu de laatste grote uitbreiding in Stiens Oost wordt gerealiseerd, concentreert de bouwopgave
zich de komende jaren op herstructurering, inbreiding door benutting van niet bebouwde open
ruimten en kleine uitbreidingen in de dorpen. Daar hoort telkens weer een ander grondbeleids-
instrumentarium bij.
Het belang van een structuurvisie hierbij is groot. Hierin maakt de gemeente keuzes over het
behoud van waardevolle elementen en gebieden met een vernieuwingsopgave. Dat legitimeert
het inzetten van voorkeursrecht, onteigenen en onderbouwt een financiele verrekeningsstruc-
tuur.
4.8.1 Herstructurering
De te bepalen koers bij herstructurering is afhankelijk van de eigendomsverhoudingen. Gebie
den met huurwoningen leiden tot samenwerking met betreffende corporatie of woningstichting.
De gemeente vernieuwt de openbare ruimte, de corporatie het woningbestand. Als daarbij te-
vens vervanging van huur door koop of een verdichting plaats vindt, kan met de Wro een deel
van de nieuwe grondwaarde worden ingezet voor extra investeringen in de openbare ruimte,
zoals parkeervoorzieningen.
Wordt het herstructureringsgebied vooral gekenmerkt door particulier bezit, dan zet toepassing
van de moderniseringsbepaling het gebied bouwkundig op slot. Ontheffing is dan mogelijk in-
dien de particulier tot daadwerkelijke vernieuwing over gaat. De gemeente kan met verwerving
en onteigening de ergste gebieden opkopen en zelf actief vernieuwen.
4.8.2 Inbreiding
Een van de mogelijkheden om herstructurering mede te financieren is het bebouwen van de
open ruimte. Het bebouwen van een open ruimte wijzigt het dorpsbeeld definitief. Op structuur
visie niveau kan worden gemotiveerd welke ruimte daarvoor in aanmerking komt en welke be-
Grontmij
Grondbeleid
03/5422, revisie 6
Pagina 15 van 24