maken. Te denken valt aan de situatie waarin de kamers van een studentenhuis in gebruik worden
afgestaan. Iedere kamer heeft een aansluiting op de riolering zodat vanuit iedere kamer afvoer van
afValwater mogelijk is en die afvoer ook feitelijk geschiedt. Omdat geen kamer als zelfstandig gedeelte
kan worden aangewezen (artikel 4) wordt het gebruik nu toegerekend aan de gebruiker van een
gedeelte van het studentenhuis die de andere kamers in gebruik heeft afgestaan. Indien de verhuurder
van de kamers zelf geen gebruik maakt van een gedeelte van het studentenhuis, kan hij niet worden
aangemerkt als gebruiker van het studentenhuis, maar moet een van de studenten worden aangewezen
op grond van vastgestelde beleidsregels.
Zoals reeds in de toelichting bij het tweede lid is aangegeven, moet de gemeente indien zij de vrijheid
heeft in de keuze van de belastingplichtige, handelen op basis van een vastgesteld en bekendgemaakt
beleid.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
In dit artikel is bepaald dat, indien gedeelten van een perceel zelfstandig kunnen worden gebruikt, de
rechten ter zake van ieder afzonderlijk gedeelte worden geheven. Bedoeld worden dan gedeelten die
ieder als zelfstandige en onafhankelijke eenheid kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld de woning in
een flatgebouw). De Hoge Raad oordeelde dat zelfstandige gedeelten die geen directe of indirecte
aansluiting op de riolering hebben omdat de sanitaire voorzieningen zich bijvoorbeeld in een
gemeenschappelijk deel bevinden niet in de heffing kunnen worden betrokken (Hoge Raad 29 juni
2007, nr. 40932, LJN: BA8046, vng-2320 (Alblasserdam)).
Wanneer dergelijke gedeelten, die naar indeling zijn bestemd om ieder als afzonderlijk geheel te
worden gebruikt, toch gezamenlijk als een geheel worden gebruikt, dan wordt de belasting ter zake
van de gezamenlijke gedeelten geheven, waarbij die gezamenlijke gedeelten dan als een perceel
worden aangemerkt. Een dergelijk geval kan zich bijvoorbeeld voordoen bij woonhuizen die vroeger
in twee of meer zelfstandige gedeelten werden gebruikt, maar nu, zonder dat de indeling is gewijzigd,
als een geheel worden gebruikt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel dat een aansluiting heeft op de riolering.
Hierbij wordt geen rekening gehouden met het aantal aansluitingen dat een eigendom heeft op de
riolering. Voor het eigenarendeel wordt er van uitgegaan dat de hogere gebruikswaarde van het
eigendom wordt veroorzaakt door het aangesloten zijn op de gemeentelijke riolering (HR 1 februari
1984, nr. 22.243, BNB 1984/129, Belastingblad 1984, biz. 176 (Vinkeveen en Waverveen). In het
arrest HR 9 maart 1994, nr. 28.934, BNB 1994/ 140, Belastingblad 1994, biz. 339 (Boarnsterhim)
achtte de Hoge Raad een tariefdifferentiatie tussen woningen en bedrijven toelaatbaar. De Hoge Raad
kende bij zijn oordeel echter betekenis toe aan het feit dat het ging om lage tarieven.
Woningbouwverenigingen of beleggingsmaatschappijen beschikken vaak over een groot aantal
eigendommen. In dat geval kan het college van burgemeester en wethouders met toepassing van
artikel 239 van de Gemeentewet aanslagen van dezelfde soort die aan dezelfde belastingplichtige
worden opgelegd, op een aanslagbiljet verenigen. Aldus wordt op het aanslagbiljet met verenigde
aanslagen iedere regel die een specificatie van het perceel en de terzake van dat perceel verschuldigde
belasting bevat, aangemerkt als een afzonderlijke aanslag.
Artikel 6 Vrijstellingen
In dit artikel worden de vrijstelling van (uitgezonderde) percelen geregeld. In deze verordening
worden enkele percelen uitgezonderd van heffing. Deze uitzondering is geldig tot maximaal 31
december 2012. Na deze periode zal de heffing ondermeer via het herziene Verbrede Gemeentelijke
Rioleringsplan zijn geregeld. Het ligt voor de hand dat met ingang van 2013 de heffing wordt geheven