redelijkerwijs op de hoogte kan zijn waar hij of zij terecht kan om te melden. De gemeente
draagt zorg voor de aanwezigheid van een locatie. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van
een bestaande balie (zie ook de toelichting bij artikel 5). Uiteraard kan ook worden
afgesproken dat de antidiscriminatievoorziening op locatie aanwezig is, zodat klachten direct
bij de voorziening kunnen worden ingediend.
Bij niet-fysiek wordt verstaan dat de mogelijkheid bestaat voor de burger via sms, telefoon
(0900 landelijk en 0900 ADV), brief of email om de klacht te melden of in te dienen.
Ook hier geldt dat op de gemeente een zorgplicht rust om ervoor zorg te dragen dat burgers
kennis kunnen nemen van deze mogelijkheden.
Artikel 4
Met deze bepaling wordt invulling gegeven aan artikel 6 van het besluit dat luidt: "De
antidiscriminatievoorziening heeft een protocol voor de behandeling van klachten". Daarbij is
gekozen voor een minimale invulling om gemeenten en antidiscriminatievoorziening alle
ruimte te geven voor maatwerk.
Strikt juridisch is deze bepaling niet noodzakelijk, vandaar dat we deze als facultatief hebben
opgenomen.
Artikel 5
De wet vermeldt dat de antidiscriminatievoorziening zich in de leefomgeving van burgers
moet bevinden. De memorie van toelichting geeft aan dat het gemeenten vrij staat om daar op
een praktische wijze invulling aan te geven. De voorziening hoeft dan ook niet in de gemeente
zelf aanwezig te zijn. Een gemeente kan zich bijvoorbeeld aansluiten bij een (bestaande)
regionale antidiscriminatievoorziening. Ook kan de gemeente aansluiting zoeken bij het
regionaal discriminatieoverleg (RDO) waar politie, openbaar ministerie en
antidiscriminatievoorzieningen overleg voeren over discriminatie incidenten en deze in
zaaksoverzichten opnemen.
Voor de nodige laagdrempeligheid kan dan worden gezorgd door een doorverwijsfunctie of
meldpunt te creeren bij bestaande gemeentelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een loket
burgerzaken, slachtofferhulp of WMO-loket.
Een gemeente kan er ook voor kiezen deze toegang een meer inhoudelijk karakter te geven
door een eigen frontoffice in te richten. Daarbij moet het voor klagers ondubbelzinnig
duidelijk zijn dat een gemeentelijk loket een luisterend oor en de nodige deskundigheid kan
bieden, maar dat het zijn taak is om de klager door te geleiden naar de
antidiscriminatievoorziening. In de wet is uitdrukkelijk aangegeven dat de
antidiscriminatievoorziening onafhankelijk is en op geen enkele wijze onder het gezag van de
(gemeentelijke) overheid kan vallen. Het gemeentelijke loket kan dan ook op geen enkele
manier in de plaats treden van de antidiscriminatievoorziening.
Vereisten voor de frontoffice zijn:
Een loket gefaciliteerd door de gemeente dan wel een gemeenteloket waar klager een
klacht kan melden, luisterend oor kan vinden en professioneel kan worden doorverwezen
naar de antidiscriminatievoorziening.
Loketmedewerker dient inzicht te hebben in de materie
Positie als doorgeefluik helder moet zijn.
Vereisten voor de backoffice:
Deze worden opgenomen in de subsidieregeling tussen gemeenten en
antidiscriminatievoorzieningen
Strikt juridisch is het niet noodzakelijk om met een front- en backoffice te werken. Daarom