Artikel 2.18 Plakken en kladden
1Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf
de weg zichtbaar is te bekrassen, te doen bekrassen, te bekladden of te doen
bekladden.
2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op de weg of
op dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is:
a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding, aan te plakken
of te doen aanplakken, of op andere wijze aan te brengen of te doen
aanbrengen.
b. met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer of
teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt
krachtens wettelijk voorschrift.
4. Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen
en bekendmakingen.
5. Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het
aanbrengen van handelsreclame.
6. het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en
bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de
meningsuitingen en bekendmakingen.
7. De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die
aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
Artikel 2.19 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
1Het is verboden:
a. op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld,
monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig,
hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd
straatmeubilair;
b. zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat aan weggebruikers of
aan bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder
veroorzaakt wordt.
2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien
door artikel 424,426 bis, 431 van het Wetboek van Strafrecht, of artikel 5 van de
Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2.20 Verboden drankgebruik
1Het is verboden op een openbare plaats alcoholhoudende drank te nuttigen of
aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te
hebben.
2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
a. een terras dat hoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de
Drank- en Horecawet;
b. de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een
ontheffmg geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.
15