Artikel 4:5 Onversterkte muziek binnen inrichtmgen
1In afwijking van artikel 2.18 eerste lid onder f van het Besluit wordt bij het bepalen van
de geluidniveaus, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit, het ten
gehore brengen van onversterkte muziek wel beschouwd;
2. In afwijking van het eerste lid blijft bij het bepalen van de geluidniveaus, bedoeld in de
artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit, voor de duur van 4 uur in de week, waarvan
maximaal 2 uur per week in de periode van 19.00 tot 22.00 uur, het ten gehore brengen
van onversterkte muziek in een inrichting ten behoeve van het oefenen zonder publiek
door muziekgezelschappen (zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen e.d.)
buiten beschouwing.
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit
toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een
zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt
veroorzaakt.
2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
3. Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de
Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of
de Provinciale milieuverordening.
Artikel 4.6a (Geluid)hinder in de openlucht
1Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer in de
openlucht een geluidsapparaat, een (recreatie)toestel of een (bouw)machine in werking
te hebben op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de
omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt.
2. Het college kan van het in het eerste lid bepaalde ontheffing verlenen.
3. Het college kan terreinen of wateren aanwijzen, waar het verbod, vervat in het eerste
lid, niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing
aangewezen categorieen van geluidsapparaten, (recreatie)toestellen of
(bouw)machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen
voorschriften ter voorkoming of beperking van (geluid)hinder.
4. De in het derde lid bedoelde voorschriften kunnen onder meer betreffen:
a. het maximale geluidsniveau
b. de situering van geluidsbronnen
c. de frequentie en tijden van gebruik.
Artikel 4.6b (Geluid)hinder door dieren
Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer de zorg heeft voor een
dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving
(geluid)hinder veroorzaakt.
27