GEMEENTE
LEEUWARDERADEEL 11 B1
Beleid ten aanzien van uitwegvergunningen
Raad: 18 februari 2010 - nr. 2010/10
In artikel 2.1.5.3, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke verordening voor de gemeente Leeuwarderadeel
(hierna: APV) is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning van het college van burgemeester en
wethouders:
a) een uitweg te maken naar de weg;
b) van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;
c) verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
In het onderstaande zullen deze drie verboden worden samengevat als het verbod om zonder vergunning
van burgemeester en wethouders een uitrit aan te leggen. Het onderstaande is dus op alle drie verboden
van toepassing.
Een ieder die een uitrit aan wil leggen, dient daarvoor aldus een vergunning bij burgemeester en
wethouders aan te vragen. Burgemeester en wethouders toetsen een ingediende aanvraag en nemen
daarop een beslissing. In artikel 2.1.5.3, derde lid, van de APV is bepaald dat een vergunning kan worden
geweigerd in het belang van:
a) de bruikbaarheid van de weg;
b) het veilig en doelmatig gebruik van de weg;
c) de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
d) de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.
Burgemeester en wethouders hebben enkele algemene regels vastgesteld die bij de behandeling en de
toetsing van de aanvraag en bij de beslissing op de aanvraag een rol spelen. Deze algemene regels zullen
in het onderstaande aan de orde komen en zijn op te splitsen in:
A. voorwaarden voor het in behandeling nemen van een aanvraag
B. richtlijn bij de inhoudelijke toetsing van een aanvraag
C. aan een vergunning te verbinden voorschriften
A. Voorwaarden voor het in behandeling nemen van een aanvraag
Een aanvraag om een uitwegvergunning wordt slechts in behandeling genomen:
1 wanneer deze schriftelijk wordt ingediend door middel van het daarvoor vastgestelde
formulier. - -
2. Bijgevoegd dient te zijn een situatieschets met de gewenste locatie van de uitrit.
B. Richtlijn bij de inhoudelijke toetsing van een aanvraag
Zoals eerder is genoemd, bevat artikel 2.1.5.3, derde lid, APV vier weigeringsgronden. Burgemeester en
wethouders hebben nader ingevuld hoe zij, in beginsel, met deze weigeringsgronden om zullen gaan. Dit
geeft burgers die een aanvraag voor een uitritvergunning willen indienen vooraf al enige duidelijkheid
over de kans dat de aangevraagde vergunning wordt verleend.