ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE MODEL VERORDENING COMMISSIE
BEZWAARSCHRIFTEN
In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het
college en de burgemeester, ieder voorzover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de
verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenende bevoegdheid heeft. Het college
en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot het instellen
van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen
een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het
college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.
Artikel 1. Begripsbepaling
In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Awb voorkomen. Zo
ontbreekt er een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan' hoewel dat op meerdere plaatsen in
de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de
verordening aangeduid als 'verwerend orgaan'. Dit kan de gemeenteraad betreffen, het college van
burgemeester en wethouders, de burgemeester of een commissie waaraan via delegatie bepaalde
bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen.
Artikel 2. Inleidende bepaling commissie
In de algemene toelichting is de keuze ver(ant)woord voor het horen en adviseren door een
gemeentelijke commissie. Deze commissie wordt via deze inleidende bepaling als zodanig
gei'ntroduceerd. In artikel 1:5 van de Awb is omschreven wat onder het maken van bezwaar dient te
worden verstaan.
Uiteraard is het tweede lid een facultatieve bepaling. Denkbaar is dat van de hier geboden
mogelijkheid gebruik wordt gemaakt voor die bezwaarschriften die betrekking hebben op een zo
specifieke materie of voor onderwerpen waarover zulke grote aantallen bezwaarschriften te
verwachten zijn dat het wenselijk is daarvoor een andere methodiek van horen en adviseren te
hanteren. Hierbij kan gedacht worden aan personeelszaken, belastingzaken en WOZ-zaken. Over de
twee laatstgenoemde zaken dient opgemerkt te worden dat de Algemene wet inzake rijksbelastingen
en de WOZ afwijkende of aanvullende bepalingen bevatten over beslistermijnen, het horen en de
geheimhouding. In verband hiermee hebben wij ervoor gekozen ze in elk geval uit te zonderen.
Artikel 3. Samenstelling van de commissie
Het eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb.
De wet stelt als minimale eisen aan de samenstelling van een adviescommissie:
1De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden (artikel 7:13, eerste lid, onder
a, van de Awb)
2. De voorzitter maakt geen deel uit en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het
bestuursorgaan (artikel 7:13, eerste lid, onder b, van de Awb)
In artikel 84, tweede lid van de Gemeentewet is een uitzondering opgenomen voor bezwaar- en
klachtcommissies voor wat betreft het uitgangspunt dat leden van de raad geen lid mogen zijn van
een door het college of de burgemeester ingestelde commissie.
Het is dus mogelijk dat een raadslid voorzitter of lid is van een bezwaarschriftencommissie. Wei
staat dit ter discussie. In een dualistisch stelsel ligt het niet voor de hand dat een raadslid onderdeel
uitmaakt van een adviescommissie welke voomamelijk adviseert over genomen collegebesluiten.
Begin 2009 heeft de staatssecretaris van het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties de 'Staat van de dualisering' aan de Tweede Kamer aangeboden. Daarin wordt
een stand van zaken geschetst rond het proces van dualisering in het lokaal bestuur. De