bestuursorgaafi de verzender op de hoogte te brengen dat deze mamer niet mogelijk is en de
verzender te verzoeken het bezwaarschnft alsnog op de voorgeschreven wijze te versturen. Een per
e-mail ingediend bezwaarschrift kan niet automatisch niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het aantekenen van de datum van ontvangst wordt in artikel 6:15 Awb uitdrukkelijk
voorgeschreven indien het bezwaarschnft wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of een
onbevoegde administratieve rechter. Dit heeft betekenis voor de vraag of het geschrift tijdig bij de
bevoegde instantie is ingediend. Ingevolge het derde lid van artikel 6:15 Awb dient namelijk de
bevoegde instantie het doorgezonden geschrift als tijdig ingediend te beschouwen indien de
indiening bij de onbevoegde instantie tijdig is geschied, tenzij belanghebbende kennelijk misbruik
heeft gemaakt van zijn procesrecht (derde lid, zoals gewijzigd bij de Eerste evaluatiewet Awb, in
werking getreden op 1 april 2002). Hiervan is bijvoorbeeld sprake als belanghebbende bij herhaling
willens en wetens een bezwaarschrift bij het verkeerde bestuursorgaan indient. Wanneer het derde
lid geen toepassing vindt, is de ontvangst bij het bevoegd orgaan beslissend. Er zal dan meestal
sprake zijn van verwijtbaar handelen van de indiener die daarvoor zelf het risico loopt. In beginsel
moet doorzending binnen twee weken plaatsvinden. Gebeurt dit niet, dan komt dit niet voor risico
van belanghebbende.
Met dit artikel wordt de daadwerkelijke behandeling van een ingediend bezwaarschrift door de
commissie gestart. In verband met de voor de afhandeling geldende termijn verdient het
aanbeveling aan het hier gestelde (zo spoedig mogelijk) ook daadwerkelijk te voldoen. Eventueel
kunnen deze woorden vervangen worden door een concrete aanduiding, bijvoorbeeld: met de
daarbij overgelegde stukken worden binnen twee weken in handen van de commissie gesteld.
De in artikel 7:13, tweede lid, bepaalde melding dat een commissie over het bezwaar zal adviseren,
is van belang omdat hierdoor de beslistermijn van zes weken wordt verlengd tot twaalf weken met
een verdagingsmogelijkheid van zes weken (artikel 7:10). Wellicht ten overvloede wordt hier
opgemerkt dat het aanbeveling verdient indieners al in een zo vroeg mogelijk stadium op de hoogte
te brengen van de te volgen procedure.
Artikel 7. Bemiddeling
Deze bepaling is bij de herziening van 2010 toegevoegd. Altematieve geschillenbeslechting wordt
bij de meeste bestuursorganen en rechtbanken op een bepaalde mamer toegepast. Veel
voorkomende vormen zijn (pre)-mediation of een andere aanpak.
Bij de andere aanpak wordt vaak na ontvangst van het bezwaarschrift meteen gebeld naar de
bezwaarde. Op deze manier kunnen misverstanden worden rechtgezet, het besluit nader worden
toegelicht etc. Dit kan leiden tot intrekking van het bezwaarschrift.
Mediation is een formelere vorm. Hierbij kan onder begeleiding van een mediator naar een
oplossing gezocht worden waarmee beide partijen uit de voeten kunnen. Belangrijk is dat beide
partijen deze stap nemen en afspraken die hierbij horen worden formeel in een overeenkomst
vastgelegd.
De keuze om al dan niet tot mediation over te gaan is aan het bestuursorgaan, dat ook de grenzen
van de onderhandelingsruimte dient vast te stellen.
Deze bepaling is facultatief. Er kan voor gekozen worden om deze bepaling niet op te nemen. Wij
verwachten dat in de meeste gemeenten enige vorm van altematieve geschilbeslechting wordt
toegepast en hebben daarom deze bepaling toegevoegd. Het is de commissie die na ontvangst van
een bezwaarschrift kan beoordelen of een bemiddelingspoging zinvol is. In de praktijk zal de
secretaris een initierende rol hebben om een bemiddelingsvoorstel zowel bij de commissie als de
behandelende afdeling voor te leggen.