Door deze bepaling is procedureel vastgelegd dat een bemiddelingspoging mogelijk is in het
bezwaarschriftenproces. Door de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is het van belang
dat, indien er gesproken wordt over mogelijke oplossingen buiten de bezwaarprocedure om, formeel
wordt vastgelegd dat de beslistermijn van het bezwaarschrift wordt opgeschort tot het moment dat
aan de secretaris wordt meegedeeld wat de uitkomst van de bemiddelingspoging is.
Artikel 8. Uitoefening bevoegdheden
Ingevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over onder andere de toepassing van artikel 7:4,
zesde lid, en 7:5, tweede lid. Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze
bevoegdheid door de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend. De hiervoor
aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd.
De in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de Awb luiden als volgt.
Artikel 2:1, tweede lid
Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.
Toelichting:
Deze bepaling is facultatief geformuleerd: de voorzitter is dan ook vrij al dan niet van deze
bevoegdheid gebruik te maken.
Artikel 6:6
Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in
behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de
indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde
termijn.
Toelichting:
De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld, wordt vastgesteld door de voorzitter.
Er is van afgezien in de verordening een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het niet goed
mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn.
Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meeste gevallen kan
met een termijn van twee weken na het einde van de bezwaartermijn worden volstaan). Enerzijds
moet de indiener een reele mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen;
anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd. Uit
jurisprudentie over belastingen valt af te leiden dat na het bieden van een hersteltermijn, bij of na
afloop van die termijn ook nog gerappelleerd dient te worden.
Een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en waarin de
termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden hersteld, is noodzakelijk. Er zal
duidelijk aangegeven moeten worden welke consequentie verbonden is aan het niet-voldoen aan
deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 is geformuleerd voor
het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaarschrift 'kan' niet-ontvankelijk worden verklaard. De
uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan.
Overigens zal niet zonder meer geconcludeerd mogen worden dat er in zo'n situatie sprake is van
een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaarschrift waardoor - ingevolge artikel 7:3 Awb - van het
horen kan worden afgezien.
Ten slotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 van de Awb waarin voorschriften zijn opgenomen
voor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaarschrift dient te worden beslist. De
beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een