TOELICHTING OP DE VERORDENING NAAMGEVING EN NUMMERING
(ADRESSEN)
ALGEMEEN
Wettelijke grondslag
Op 1 juli 2009 is de Wet Basisregistaties Adressen en Gebouwen (hieraa: Wet BAG), in werking
getreden. Deze wet omvat ondermeer regels betreffende de methodische registratie van
adresgegevens. Met de invoering van de Wet BAG is de gemeente de plicht opgelegd om ten
behoeve van de basisregistratie adressen bepaalde, expliciet in de Wet BAG genoemde zaken,
van een naana, nummer of begrenzing te voorzien. Voor zover het deze zaken betreft is er sprake
van medebewind als bedoeld in artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet. Hoeveel vrijheid de
gemeente nog heeft om zelf een regeling rond naamgeving en nummering te treffen wordt
aangegeven in artikel 121 Gemeentewet. Dit artikel stelt, dat de gemeentelijke regeling niet in
strijd mag zijn met wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale verordeningen.
Deze bevoegdheidsafbakening betekent, dat de gemeente een aanvullingsbevoegheid heeft op de
hogere regelgeving. De gemeente heeft ter voorbereiding daarvan wel rekening te houden met
twee grenzen. Een benedengrens (niet treden in de bijzondere belangen van de ingezetenen) en
een bovengrens (regels mogen niet in strijd zijn met hogere regelgeving).
A1 met al staat het de gemeente dus vrij om, met het oog op een goede uitvoering van het
medebewind, de wijze van naamgeving en nummering in het kader van de Wet BAG nader te
regelen. Het gaat hier om het zogeheten 'vrije medebewind', omdat in de Wet BAG geen regels
worden gegeven voor het meer creatieve proces dat aan de eerder genoemde methodische
registratie vooraf gaat; onder andere het bedenken en toekennen van namen aan woonplaatsen en
aan delen van de openbare ruimte en de methode van toekennen van nummeren aan objecten en
plaatsen.
Het is de gemeente, in het kader van regeling en bestuur van de eigen huishouding, toegestaan
om in de verordening inzake naamgeving en nummering bepalingen op te nemen over zaken
waarin de Wet BAG in het geheel niet voorziet. Daaronder vallen bijvoorbeeld zaken als de
afbakening en aanduiding van wijken, buurten en bouwblokken, alsmede het nummeren van
afgebakende en afsluitbare terreinen en de naamgeving van gemeentelijke bouwwerken. De
verordening naamgeving en nummering heeft daardoor een dubbele grondslag nodig. Met
betrekking tot de beslissingen, als bedoeld in artikel 6 van de Wet BAG, is er sprake van regeling
van bestuur in medebewind, waarvoor artikel 108, tweede lid, en artikel 149 van de Gemeentewet
de grondslag biedt. Voor de overige beslissingen betreft het regeling en bestuur op grond van
artikel 108, eerste lid en artikel 149 van de Gemeentewet. De twee grondslagen voor deze
verordening worden dan ook in de aanhef van de verordening genoemd.
Op het punt van de taaktoedeling bepaalt de Wet BAG, dat de in artikel 6 van die wet genoemde
beslissingen door de gemeenteraad moeten worden genomen, waarmee wordt aangesloten op de
voorheen bestaande taaktoedeling op basis van artikel 108, eerste lid en hoofstuk IX van de
Gemeentewet. Het is zodoende - mede ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet - de raad die,
naast het autonome deel, ook het onderwerpelijke medebewindsdeel in een regeling kan
uitwerken. In de verordening zelf kan delegatie van beslissingen aan het college worden geregeld
op grond van de algemene delegatiebevoegdheid van artikel 156, eerste lid, van de Gemeente. Dit
is in deze verordening ook het geval. (Zie verder ook hiema onder dualistisch bestel)