Als de aanvrager de gegevens niet verstrekt, kan het bestuur de tegemoetkoming op een lager
bedrag vaststellen. Lager vaststellen kan ook betekenen op nul vaststellen. Het bestuur heeft
deze bevoegdheid op grand van artikel 4:46, tweede en derde lid, Awb. Op grand van het tweede
lid kan de subsidie lager worden vastgesteld indien:
a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;
b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van
juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou
hebben geleid, of d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist
of behoorde te weten. Het derde lid van artikel 4:46 Awb luidt: 'Voor zover het bedrag van de
subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend,
worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de
vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen'.
Artikel 11 Verrekening met de voorschotten
Dit artikel regelt de uitbetaling door de Dienst van het nog te betalen deel van de
tegemoetkoming. Als de Dienst een ouder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze
recht heeft, kan de Dienst het te veelbetaalde bedrag terugvorderen.
Ten aanzien van terugvordering van tegemoetkomingen bevat de wet een bepaling dat de
regels, artikel 58 t/m 60 uit de WWB van overeenkomstige toepassing zijn.
Terugvordering van een tegemoetkoming komt voor indien er, naar later blijkt, ten onrechte is
uitbetaald is. Het bestuur kan de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Het
besluit tot terugvordering levert een executoriale titel, zoals bijvoorbeeld in de Wet
werk en bijstand het geval is.
Het ligt voor de hand dat van de terugvorderingmogelijkheid in ieder geval gebruik wordt
gemaakt indien er aan de zijde van de aanvrager sprake is van verwijtbaarheid.
Artikel 12 Inlichtingenplicht
Deze verplichtingen staan in ongeveer dezelfde bewoordingen ook in artikel 28, eerste tot en met
derde lid Wet kinderopvang. Volledigheidshalve wordt deze verplichting hier herhaald.
Het vierde lid van artikel 28 bevat de inlichtingenplicht voor houders van een kindercentrum of
gastouderbureau. Deze bepaling luidt: 'De houder verstrekt desgevraagd aan het bestuur alle
gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak van een ouder op de tegemoetkoming van
belang zijn'.
Er kunnen twee vormen van schending van de inlichtingenplicht worden onderscheiden:
1het betreffende kind maakt geen gebruik van kinderopvang:
2. er wordt wel gebruik maakt van kinderopvang, maar de ouder heeft geen recht op een
tegemoetkoming (hij behoort niet tot doelgroep).
Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een
tegemoetkoming heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het bestuur de beschikking tot het
verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel
betaalde bedrag terugvorderen. Ook is mogelijk om in aanvulling hierop een bestuurlijke boete
aan de betreffende ouder op te leggen. Hieronder wordt op de twee maatregelen nader ingegaan.
Intrekken van de beschikking en terugvorderen van de tegemoetkoming
In de Awb is geregeld op welke gronden een subsidie (een tegemoetkoming in de terminologie
van de Wet kinderopvang) kan worden ingetrokken en teruggevorderd. Daarbij moeten twee
situaties worden onderscheiden:
a. de situatie waarin de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld en b. de situatie waarin de
tegemoetkoming wel is vastgesteld.
Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslan
Verordening Wet Kinderopvang vastgesteld door het Bestuur op 18 februari 2010
12