Nadere toelichting: Indien in voldoende mate vaststaat dat er sprake is van een beboetbare gedraging wordt de boeteprocedure gestart. De uitvoerder van de Wet inburgering geeft een signaal aan de aangewezen senior van de Dienst dat een boete overwogen dient te worden. Dit signaal is voorzien van de relevante klantgegevens en een omschrijving van de boetewaardige gedraging. De administratieve boete wordt aangemerkt als straf of strafvervolging in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 14 van het Intemationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (TVBPR). Het opleggen van de boete gaat dan ook samen met de volgende voorwaarden: 1De belanghebbende heeft het recht tot zwijgen indien mondeling informatie wordt gevraagd over de gedraging waarvoor naar verwachting een boete zal worden opgelegd (de cautie); 2. Er dient een kennisgeving afgegeven te worden waarin het voomemen tot het opleggen van een boete wordt medegedeeld; 3Het vooraf mondeling of schriftelijk horen van de belanghebbende; 4. Indien belanghebbende dat wenst dient het besluit in een voor hem/haar begrijpelijke taal te worden medegedeeld. Er kan bijvoorbeeld gekozen worden voor het inschakelen van een tolk. Wanneer de overtreder zijn zienswijze mondeling naar voren draagt het bestuur er zorg voor dat een tolk wordt benoemd. Het bestuur verstuurt in alle gevallen een kennisgeving van het voomemen om een boete op te leggen aan de overtreder. Deze kennisgeving is voor boetes boven het bedrag genoemd in artikel 5:53 lid 3 Awb tevens het rapport zoals bedoeld in artikel 5:53 Awb en artikel 5:48 lid 1 Awb.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2010 | | pagina 82