In het derde 'id wordt bepaald dat indien de aanvrager een partner heeft, deze partner de
aanvraag mede ondertekent. Deze bepaling is volledigheidshalve in de verordening opgenomen.
De verplichting is reeds neergelegd in artikel 26, derde lid, Wet kinderopvang.
Artikel 3 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming
De termijn waarbinnen het bestuur een besluit moet nemen over de aanvraag van een
tegemoetkoming geldt voor aile aanvragen voor een tegemoetkoming. Deze termijn geldt niet
alleen voor nieuwe aanvragen, maar ook voor aanvragen die betrekking hebben op een
voortzetting van een tegemoetkoming en voor aanvragen voor een hogere tegemoetkoming in
verband met uitbreiding van de omvang van de kinderopvang. In de verordening is gekozen voor
een beslistermijn van ten hoogste vierweken die eventueel met vier weken kan worden verlengd.
De beslistermijn van vier weken heeft ook gevolgen voor de datum waarbinnen aanvragen voor
een voortgezette tegemoetkoming moeten worden aangevraagd. Om er zeker van te zijn dat de
tegemoetkoming na 1 januari kan worden voortgezet, zullen ouders hun aanvraag minimaal vier
weken voor 1 januari bij de Dienst moeten indlenen.
Artikel 4 Weigeringsgrond
Naast de weigeringsgrond op grond van artikel 22 kent de Awb ook een aantal gronden orn de
subsidieverlening te weigeren. Ook deze weigeringsgronden zijn van toepassing. Artikel 4.35
bepaalt dat de subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om
aan te nemen dat:
a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;
b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de
verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de
vaststelling van de subsidie van belang zijn.
Het tweede lid van artikel 4:35 bepaalt dat de subsidieverlening voorts in ieder geval kan worden
geweigerd indien de aanvrager:
a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de
verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid,
b. failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de
schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek
daartoe bij de rechtbank is ingediend.
Artikel 5 Ingangsdatum van de tegemoetkoming
Dit artikel bepaalt de ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming:
1De datum waarop de aanvraag voor een tegemoetkoming door de Dienst in ontvangst is
genomen (eerste lid). In deze situatie zal de ouder op het moment dat hij zijn aanvraag indient
reeds kinderopvang hebben.
2. De datum waarop de kinderopvang van start gaat. Het tweede lid bepaalt dat er alleen een
tegemoetkoming wordt verleend als er kinderopvang plaatsvindt.
Dit artikel bepaalt dat er geen tegemoetkoming wordt verstrekt voor de kosten van kinderopvang
die plaatsvindt voordat een aanvraag voor een tegemoetkoming bij de Dienst is ingediend. Een
aanvraag wordt door de Dienst in ontvangst genomen wanneer deze voldoet aan de
vormvereisten van artikel 4.1 en 4.2 Awb. Dit betekent dat een aanvraag:
- schriftelijk moet worden ingediend;
- moet zijn ondertekend;
- de naam en het adres van aanvrager dient te bevatten;
- een aanduiding moet geven van de beschikking die wordt gevraagd.
De ingangsdatum van de tegemoetkoming heeft betrekking op het moment waarop de aanspraak
op een tegemoetkoming ontstaat. De uitbetaling van de tegemoetkoming vindt pas plaats vanaf
het moment dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is genomen. De betaling vindt
dan met terugwerkende kracht plaats tot de datum waarop de aanvraag in ontvangst is genomen.
Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fiyslan
Verordening Wet Kinderopvang vastgesteld door het Bestuur op 18 februari 2010
9