Met inachtneming van bovenstaande wordt voorgesteld om de modelinspraakverordening van
de VNG grotendeels over te nemen. Bij raadsbesluit van 28 mei 2009 is in afwijking van de
modelinspraakverordening een extra lid toegevoegd (lid 3), waarin is bepaald dat inspraak
wordt verleend bij de voorbereiding van bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Zoal*
hierboven uiteen gezet, leidt dit in de praktijk tot onnodig lange doorlooptijden en heefit een
en ander weinig toegevoegde waarde. Om die reden wordt voorgesteld deze bepaling te
schrappen.
Voorts worden er in artikel 2 lid 3 (nieuw) een sub g tot en met j toegevoegd, waarin
bovengenoemde ruimtelijke instrumenten (partiele herziening, projectbesluit, wijzigings-en
uitwerkingsplannen en beheersverordeningen) expliciet worden uitgezonderd van inspraak.
Voor ruimtelijke plannen met een grote ruimtelijke impact, blijft inspraak echter wel
mogelijk. Voor deze gevallen voorziet de Inspraakverordening in een regeling die het
bestuursorgaan de mogelijkheid geeft om alsnog inspraak toe te passen voor een specifiek
plan. Voor zover de vraag rijst of dit tot de vrije bevoegdheid van de gemeenteraad behoort,
dient te worden verwezen naar artikel 150 van de Gemeentewet. Hierin wordt de raad de
verplichting opgelegd een regeling vast te stellen met betrekking tot de wijze waarop
ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden
betrokken. In de toelichting is te dien aangaande vermeld dat de open regeling recht doet aan
het uitgangspunt dat niet bij alle bestuurshandelingen altijd op dezelfde wijze inspraak moet
worden verleend. Het is ter volledige beoordeling van het gemeentebestuur ten aanzien van
welke beleidsvoomemens al dan niet inspraak wordt verleend (MvA Kamerstukken II 19 403
en 203). Voorzover de raad blijft binnen de grenzen van haar verordenende bevoegdheid,
behoort het tot haar vrije verordenende bevoegdheid om een of meer categorieen van
beleidsvoomemens uit te zonderen van inspraak.
Tot slot wordt voorgesteld in artikel 4 op te nemen dat de termijn voor het ter inzage leggen
van de stukken en het naar voren brengen van zienswijzen met betrekking tot ruimtelijke
plannen vier weken bedraagt (in plaats van zes weken). In de praktijk blijkt namelijk dat een
termijn van vier weken voldoende is. Reden daarvoor is dat deze plannen ook als ontwerp
gedurende een periode van zes weken ter inzage worden gelegd, waarbij eveneens de
mogelijkheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen.
Kanttekeningen
n.v.t.
Financiele toelichting:
n.v.t.
Uitvoering afhandeling:
Evaluatie:
n.v.t.
Conclusies Raad le behandeling:
n.v.t.