- de totale lengte van deze vaartuigen de breedte van de oever van het
erf niet mag overschrijden;
- de totale breedte van deze vaartuigen alsdan niet meer mag bedragen
dan drie meter;
- het niet een krachtens artikel 13a als zodanig aangewezen oever
betrefl.
3. Burgemeester en wethouders kunnen (categorieen van) vaartuigen aanwijzen
waarop het in lid 1 gestelde verbod niet van toepassing is.
4. Burgemeester en wethouders kunnen van het in lid 1 gestelde verbod ontheffing
verlenen.
Artikel 3
Aanleggen
1Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee aan te leggen in of aan een
rietkraag of aan of op een krachtens artikel 14 als zodanig aangewezen oever.
2. Gnverminderd het bepaalde in lid 1is het de rechthebbende op een vaartuig verboden,
daarmee langer dan gedurende ten hoogste drie achtereenvolgende dagen of gedeelten
daarvan op dezelfde plaats aan te leggen.
3. De rechthebbende op een vaartuig wordt geacht daarmee gedurende drie
achtereenvolgende dagen of gedeelten daarvan op dezelfde plaats te hebben gelegen,
indien dat vaartuig op die plaats door een met de uitvoering van de verordening
belaste ambtenaar als bedoeld in artikel 16 wordt aangetroffen op enig tijdstip van de
eerste van drie dagen en op enig tijdstip van de eerste dag na die drie dagen.
4. De rechthebbende op een vaartuig wordt geacht op dezelfde plaats te zijn gebleven
indien het vaartuig binnen een straat van 500 meter - hemelsbreed gemeten - gerekend
vanaf de in lid a bedoelde aanlegplaats wordt aangetroffen.
5. Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden, met enig vaartuig binnen vijf dagen
nadat het is verplaatst op de in lid 1, sub a, bedoelde plaats opnieuw aan te leggen.
6. Burgemeester en wethouders kunnen van het in lid 1 gestelde verbod ontheffing
verlenen voorzover het betreft een krachtens artikel 14 als zodanig aangewezen oever.
Artikel 4
Aanieg-exees
Gnverminderd het bepaalde in artikel 3, lid 1 en lid 2, is het de rechthebbende op een vaartuig
verboden daarmede op een plaats aan te leggen, indien burgemeester en wethouders hem
schriftelijk hebben medegedeeld, dat zij het, met het oog op de verdeling van de beschikbare
aanlegplaatsen, onaanvaardbaar achten dat genoemde rechthebbende aldaar nog langer
aanlegt.
Artikel 5
Afflkeren
1Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee te ankeren in een rietkraag
of op een afstand van minder dan 5 meter vanuit een rietkraag, in een krachtens artikel
14 als zodanig aangewezen water of op een afstand van minder dan 5 meter vanuit een
krachtens artikel 14 als zodanig aangewezen oever.
2. Gnverminderd het bepaalde in lid 1 is het de rechthebbende op een vaartuig verboden
daarmee te ankeren anders dan gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt
voor een permanent recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig.