Artikel 3 vergunningaanvraag
Artikel 4 beslissingstermijn
Artikel 5 weigeringsgronden
Artikel 6 bijzondere vergimningvoorschriften
Artikel 7 beroepsmogelijkheden
2. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide
voor zover bestaande uit populieren of wilgen tenzij deze zijn geknot;
3. vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;
4. fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en
geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
5. kweekgoed.
3. Indien de houtopstand deel uitmaakt van als zodanig bij het bosschap geregistreerde
bosbouwondememingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, is het verbod
slechts van toepassing, indien het houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en hetzij
geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, hetzij in geval van rijbeplanting, gerekend
over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20.
4. een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid is niet vereist, indien een
houtopstand moet worden geveld krachtens de plantenziektewet of krachtens een
aanschrijving of last van het bevoegd gezag, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 9
van deze verordening.
1De omgevingsvergunning moet worden aangevraagd door degene die krachtens zakelijke
recht of publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
2. Als een vergunningaanvraag wordt mede beschouwd de aan het bevoegd gezag
toegezonden kennisgeving van een voorgenomen veiling aan de directeur van het
staatsbosbeheer, als bedoeld in artikel 2 van de boswet.
(vervallen)
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning weigeren dan wel onder voorschrifiten verlenen
in het belang van de handhaving van het natuur-, landschaps of dorps-/stadschoon of om andere
redenen van milieubeheer.
1Tot de artikel 5 bedoelde voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een
bepaalde termijn en overeenkomstig door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet
worden herplant.
2. Wordt een voorschrift, als in het vorige lid bedoeld, gegeven, dan kan daarbij tevens
worden bepaalde binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet
geslaagde beplanting moet worden vervangen.
(vervallen)