gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een
of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens het eerste of tweede lid
geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
5. Het in het vierde lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp
wordt voorzien door artikel 13b van de Opium wet.
Artikel 2.13 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het
bedrijf krachtens artikel 2.12 of een op grond van dat artikel genomen besluit gesloten dient te
zijn.
Artikel 2.14 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.11 geen inrichting is in de zin van artikel 174
van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester, maar het college op als bevoegd
bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2.11 t/m 2.13.
Afdeling 6 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.15 Speelgelegenheden
1Deze paragraaf verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke
gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de
mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld
inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
2. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te
exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder c, van de
Wet op de Kansspelen vergunning is verleend.
3. De burgemeester weigert de vergunning
a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie
in de omgeving van de speelgelegenheid en/of de openbare orde op
ontoelaatbare wijze nadelig worden be'invloed door de exploitatie van de
speelgelegenheid.
b. indien de exploitatie van een speelgelegenheid in strijd is met een geldend
bestemmingsplan.
Artikel 2.16 Speelautomaten (beleid opstelplaatsen)
1In dit artikel wordt verstaan onder:
a. Wet: de Wet op de kansspelen;
b. speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet;
c. kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet;
d. hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de
Wet;
e. laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de
Wet.
2. In hoogdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan, waarvan
maximaal twee kansspelautomaten;
13