De scores van de globale visuele inspectie geven per wegvakonderdeel een beeld van de kwa- liteit. De technische kwaliteit van een bepaalde verhardingssoort (asfalt, elementen of beton) wordt weergegeven in waarderingen 'voldoende', 'matig' en 'onvoldoende' per schade. Om be- leidsmakers echter te kunnen informeren over de kwaliteit van het wegennet op netwerkniveau, zijn vier beleidsthema's voor de verharding geformuleerd: aanzien; comfort; duurzaamheid; veiligheid. Het kwaliteitsniveau van deze vier beleidsthema's wordt per beleidsthema uitgedrukt in drie scores: voldoende, matig en onvoldoende. De score die aan een bepaald beleidsthema wordt toegekend, is afhankelijk van drie aspecten: de relatie tussen een beleidsthema en een schade; de richtlijn die voor een bepaald schadebeeld is vastgesteld; de waardering naar ernst en omvang van een schadebeeld volgens de globale visuele in spectie. Het schadebeeld 'scheurvorming' van asfaltverhardingen en het beleidsthema 'duurzaamheid' hebben bijvoorbeeld een zeer duidelijke relatie met elkaar. Als de richtlijn voor scheurvorming is overschreden, zal het systeem dit wegvakonderdeel waarderen als onvoldoende voor het be leidsthema 'duurzaamheid'. Afhankelijk van de relatie tussen beleidsthema en schade kan het zo zijn dat voor het beleidsthema 'comfort' de hiervoor genoemde schade scheurvorming als 'matig' (bij enige relatie met het beleidsthema) of 'voldoende' (bij geen relatie met het beleids thema) wordt gepresenteerd. Per wegvakonderdeel wordt de maatgevende score per schadebeeld aan elk beleidsthema ge- geven. Dit resulteert per beleidsthema uiteindelijk in een verdeling van het totale oppervlak over de drie kwaliteitsniveaus (voldoende, matig en onvoldoende). Deze cijfers kunnen worden vergeleken met indicatieve landelijke cijfers voor een 'normaal' on- derhouden wegennet. Uit deze vergelijking blijkt of er sprake is van een goed en evenwichtig onderhouden wegennet zonder achterstallig onderhoud? Aangezien de systematiek uit CROW- publicatie 147 nog pas korte tijd wordt toegepast, zijn er op dit moment nog geen gemiddelde cijfers bekend. De beoordeling zal gedaan worden op basis van de ervaring van Grontmij. E. Opstellen van planningen en begrotingen De wegbeheersystematiek maakt onderscheid in drie planningstermijnen: korte termijn (planjaren 1-2); middellange termijn (planjaren 3-5); lange termijn (planjaren 5). Korte en middellange termijn (Basisplanning) De kosten die nodig zijn voor het onderhoud aan de verhardingen in de planjaren 1—5 jaar, zijn op basis van de actuele onderhoudstoestand te bepalen. Door het uitvoeren van een globale visuele inspectie is inzicht te krijgen in deze actuele onderhoudstoestand van de verhardingen. Bij het maken van de basisplanning en -begroting wordt gebruik gemaakt van deze actuele on derhoudstoestand. Met behulp van dg DIALOG worden de cijfers van de globale visuele inspec tie in het databestand gei'mporteerd en verwerkt. In dg DIALOG kan men nu verschillende plan ningen maken waarvan de basisplanning en -begroting de meest toegepaste is. Naast deze planning zijn er nog alternatieve planningen mogelijk in dg DIALOG. Het verschil tussen deze planningen is hierin gelegen dat de basisplanning en -begroting inzicht geeft in hetgeen technisch noodzakelijk is. Hiertoe vergelijkt het systeem de aangetroffen scha de met de richtlijnen die daarvoor gelden en prognosticeert het onderhoud dat moet worden gepleegd. Mits de inspectie goed is uitgevoerd geeft het systeem de meest efficiente combina- ag Grontmij Bijlage 1Wegbeheer (Vervolg 3) J* NNHI 20111001, revisie D1

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2011 | | pagina 47