- het opslagpercentage voor indirecte kosten verplicht toe te passen bij berekeningsmethode
b) en
- het uurtarief per kostendrager verplicht toe te passen bij berekeningsmethode c).
Ad 2. Eenduidige definities voor kostenbegrippen
- Subsidiabele kosten: de kosten die bij het verlenen en vaststellen van de subsidie worden
meegenomen, respectievelijk de feitelijke hoogte van die kosten.
- Kostendrager: kostenplaats of volume-eenheid voor kostenberekening, bijvoorbeeld
personeels-/arbeidsuren, apparaat-/machine-uren en overige kostendragers als output van
apparaten en machines en verbruikte materialen.
- Afschriivingskosten: kosten die de economische waardevermindering weergeven van een
investering tegen historische kostprijs gedurende de economische levensduur (periode,
waama de investering economisch verouderd is). De eventuele restwaarde na de
economische levensduur hoort niet tot de subsidiabele kosten.
- Loonkosten: de optelsom van de bruto loonkosten, niet winstafhankelijke emolumenten,
dan wel extra verdiensten naast het loon, werkgeverslasten, kosten van secundaire
arbeidsvoorwaarden en, indien van toepassing, een evenredig deel van de begrote kosten
voor een eventuele wachtgelduitkering na ontslag voor personeel, dat werkzaamheden
verricht ten behoeve van subsidiabele activiteiten.
- Urenbasis: het aantal werkbare uren per fte per j aar.
- Directe kosten: kosten van een kostendrager en kosten derden, die rechtstreeks aan de
subsidiabele activiteit worden toegerekend.
- Indirecte kosten of overhead: kosten die niet rechtstreeks aan een subsidiabele activiteit
worden toegerekend, maar via toerekening van een kostendrager.
- Kosten derden: op factuur aantoonbare aan derden verschuldigde kosten, die direct voor
de subsidiabele activiteit worden gemaakt, bijvoorbeeld door uitbesteding van een deel
van de subsidiabele activiteit en kosten van voor de subsidiabele activiteit geleverde
goederen en diensten.
Ad 3. Uniforme forfaitaire elementen voor de berekening van uurtarieven
Forfaitaire elementen zijn hulpmiddelen om de bepaling van de subsidiabele kosten en
daarmee het subsidiebedrag te vereenvoudigen en te uniformeren. Voorbeelden zijn: het
aantal werkbare uren op jaarbasis, het uurtarief voor categorieen van loonkosten, bijvoorbeeld
op basis van de Handleiding Overheidstarieven.
Het belang van het Rijksbrede subsidiekader voor gemeenten
Veel van de elementen van het Rijksbrede subsidiekader kunnen ook door gemeenten worden
overgenomen zonder dat de beleidsvrijheid van gemeenten wordt aangetast. De voorstellen
voor uniformering en vereenvoudiging richten zich op de uitvoering en verantwoording en
niet op de beleidsmatige afwegingen inzake de verstrekking van subsidies. Hiermee kan
lastenvermindering voor zowel de subsidieontvanger als de subsidieverstrekkende gemeente
worden gerealiseerd. Meer uniformiteit en vereenvoudiging in de uitvoering en
verantwoording is bovendien van belang voor een groot aantal (vrijwilligers-)organisaties en
instellingen, die van meerdere gemeenten (en andere overheden) subsidie ontvangen.
In deze Modelverordening is ervoor gekozen om de subsidieverstrekking onder te verdelen in
drie vergelijkbare arrangementen, vanzelfsprekend met aangepaste bedragen, om zo te bezien
welke verantwoordingsplicht het beste aansluit bij de hoogte van het subsidiebedrag. In de
onderhavige Modelverordening is in de artikelen 15, 16 en 17 aansluiting gezocht bij dit