1.3 B W voeren het welstandstoezicht uit
De bestuurlijke yerantwoordelijkheid voor de afgifte van een omgevingsvergunning onderdeel
bouwen ligt bij burgemeester en wethouders. Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid voor
het welstandsoordeel dat tot stand komt aan de hand van de in de welstandsnota opgenomen
criteria. In vele gevallen speelt het advies van de onafhankelijke en deskundige
welstandscommissie daarbij een belangrijke rol.
Burgemeester en wethouders vragen bij de plannen die niet vallen onder de loketcriteria een
advies aan de welstandscommissie, tenzij bij voorbaat vaststaat dat de bouwvergunning reeds
op een andere grond moet worden geweigerd. Naast de formele aanvraag
omgevingsvergunning onderdeel bouwen blijft ook de mogelijkheid bestaan tot het voeren van
vooroverleg met de welstandscommissie door middel van een principeaanvraag.
De kleinere bouwplannen worden getoetst aan de sneltoetscriteria. Voldoet een bouwplan aan
de sneltoetscriteria dan voldoet het bouwplan aan de redelijke eisen van welstand. Waar wordt
getwijfeld aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria wordt een advies van de
welstandscommissie gevraagd.
Wanneer kiinnen B W afwijken van het advies van de welstandscommissie?
Burgemeester en wethouders volgen in hun oordeel in principe het advies van de
welstandscommissie. Daarop zijn de volgende uitzonderingsmogelijkheden:
Afwijken op inhoudelijke grond:
Burgemeester en wethouders kunnen op inhoudelijke grond afwijken van het advies van de
welstandscommissie indien zij tot het oordeel komen dat de welstandscommissie de van
toepassing zijnde criteria niet juist heeft gei'nterpreteerd, of de commissie naar hun oordeel niet
de juiste criteria heeft toegepast. Indien burgemeester en wethouders op inhoudelijke grond
afwijken van het advies van de welstandscommissie wordt dit in de beslissing op de aanvraag
om vergunning gemotiveerd, onderbouwd door een ambtelijk advies en/of een second opinion.
Afwijken om andere redenen:
Burgemeester en wethouders krijgen volgens artikel 44 lid Id Ww de mogelijkheid om, bij
strijd van een bouwplan met redelijke eisen van welstand, toch een vergunning te verlenen
indien zij van oordeel zijn dat daarvoor andere redenen zijn, bijvoorbeeld van economische of
maatschappelijke aard. Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de
omgevingsvergunning gemotiveerd. Burgemeester en wethouders zijn uiterst terughoudend met
het gebruik van deze mogelijkheid omdat aspecten aangaande de ruimtelijke kwaliteit een
lange termijn belang dienen.
Het indienen van bezwaar
Belanghebbenden kunnen binnen zes weken bezwaar indienen tegen de beslissing van
burgemeester en wethouders op het verlenen van een omgevingsvergunning. Belanghebbenden
zijn in de regel de planindiener en de direct omwonenden. In de bezwaarschriftprocedure
heroverwegen burgemeester en wethouders het besluit, na advies van de Commissie Bezwaar
10