Deelverordening Kultuerried
Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leeuwarderadeel,
overwegende dat het gewenst is het culturele leven in de gemeente Leeuwarderadeel te
bevorderen;
gelet op artikel 2, tweede lid, artikel 4, derde lid en artikel 6, tweede lid van de Algemene
subsidieverordening gemeente Leeuwarderadeel 2012;
gelet op de regeling 'Kultuerried' 2007;
besluiten
vast te stellen de volgende regeling:
Deelverordening Kultuerried
Artikel 1 Begripsbepalingen
a. Algemene subsidieverordening: de Algemene subsidieverordening gemeente
Leeuwarderadeel 2012.
b. Kultuerried: De Kultuerried van de gemeente Leeuwarderadeel als ingesteld bij het
collegebesluit van 24 april 2007.
c. Cultuur: Artistieke- of kunstuitingen op gebied van muziek, zang, dans, toneel,
audiovisuele kunst, beeldende kunst of literatuur.
d. Instelling: een rechtspersoon naar burgerlijk recht, dan wel een erkend onderdeel ervan,
die krachtens deze deelverordening subsidie ontvangt of wenst te ontvangen.
Artikel 2.Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
Een cultuursubsidie kan worden verleend ten behoeve van het stimuleren van eenmalige
artistieke- of kunstuitingen op het gebied van muziek, dans, toneel, audiovisuele kunst,
beeldende kunst of literatuur. Deze activiteiten dienen aantoonbaar te zijn gericht op de
inwoners van de gemeente Leeuwarderadeel dan wel een naar het oordeel van de Kultuerried
bijzondere relatie te hebben met de gemeente Leeuwarderadeel.
Artikel 3 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 8 en 9 van de Algemene subsidieverordening kan
de subsidie in ieder geval worden geweigerd indien:
1 .Gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de gelden niet of in onvoldoende mate
besteed zullen worden voor het doel waarvoor subsidie beschikbaar wordt gesteld;
2. gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de aanvrager zich onvoldoende heeft
ingezet voor het verkrijgen van middelen, anders dan subsidie, voor bekostiging van de
activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, terwijl dit gelet op de aard van de
aanvrager en/of de activiteiten redelijkerwijs verwacht had mogen worden.
3. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;
4. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
5. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen
omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor
zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.