HOOFDSTUK V - KASBEHEER
Artikel 12. Geldstromenbeheer
Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken, wordt:
1. het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de
liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt er op toegezien dat de liquiditeitspositie
voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;
2. het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door een bank.
Artikel 13. Saldo- en liquiditeitenbeheer
Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:
1. de gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen een
rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;
2. indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen
aantrekken. Hierbij wordt, conform artikel 4 lid 1de kasgeldlimiet niet overschreden;
3. toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld,
kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening-courant;
4. toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan een
jaar, zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito's;
5. bij het extern uitzetten van gelden korten dan een jaar, zijn slechts de in artikel 6
genoemde tegenpartijen toegestaan.
HOOFDSTUK VI -ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE
Artikel 14 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het
gebied van de administratieve organisatie en interne controle.
1De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasury-activiteiten zijn
op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;
2. De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:
a. de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;
b. de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;
c. de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn.
3. Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd.
4. Bij de uit te voeren treasury-activiteiten is functiescheiding doorgevoerd met als
belangrijkste voorwaarden:
a. iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd;
b. de uitvoering en controle geschieden door afzonderlijke functionarissen;
c. de uitvoering en registratie in de financiele administratie geschiedt door afzonderlijke
functionarissen.
5. De transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie
heeft afgesloten en gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne
controle.
HOOFDSTUK VII - VERANTWOORDELIJKHEDEN