6. Gewenste situatie
In dit hoofdstuk worden de voorstellen voor de gewenste situatie weergegeven. Het gaat
hierbij om de facetten waarderen, activeren en afschrijven.
Voor alle lopende geactiveerde instellingen verandert er in principe niets, met die
kanttekening dat voldaan moet worden aan de regelgeving met betrekking tot waarderen,
activeren en afschrijven, zoals vastgelegd in het BBV, artikelen 59 tot en met 65. Vermelde
artikelen zijn als bijlage opgenomen.
6.1 Waarderen
Voor wat betreft de waardering laat het BBV geen ruimte voor een eigen systematiek hierin.
Nadrukkelijk is bepaald dat activa gewaardeerd worden op basis van de verkrijgings- of
vervaardigingsprijs. Beide zijn gericht op de in het verleden gemaakte kosten.
De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs
omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grand- en hulpstoffen en de overige kosten
die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. Ook een redelijk deel
van de indirecte kosten en rentekosten vallen onder de vervaardigingsprijs.
6.2 Activeren
Of een budget wordt verantwoord in de exploitatie, dan wel als investeringskrediet wordt
opgenomen, baseert men op een viertal criteria, namelijk:
het periodiciteitscriterium;
het vermogenscriterium;
het criterium van de toekomstige nutsprestatie;
het omvangscriterium.
Periodiciteit
Posten die jaarlijks terugkeren worden niet geactiveerd, maar worden ten laste van de
exploitatie gebracht. Posten die niet jaarlijks terugkeren, komen in aanmerking om
geactiveerd te worden.
Vermogen
Posten die betrekking hebben op kapitaaluitgaven worden geactiveerd. Dit heeft een
verandering in de samenstelling van het vermogen tot gevolg.
Toekomstig nut
Uitgaven worden geactiveerd als het nut daarvan zich over meerdere jaren uitstrekt. Daarbij
moet wel rekening worden gehouden met de criteria voor de activering van kosten voor
onderzoek en ontwikkeling volgens artikel 60 BBV. Ook dient voor de materiele vaste activa
onderscheid gemaakt te worden tussen economisch en maatschappelijk nut, conform artikel
59 BBV.
Omvang
Ten aanzien van het omvangscriterium wordt een aanvullende bepaling in het beleid
opgenomen. In de huidige investeringsstaat staan redelijk veel activa van kleine omvang met
geringe afschrijvingsbedragen. Om de investeringsstaat (en daarmee ook de staat van
activa) niet onnodig op te blazen en de administratieve handelingen enigszins te beperken, is
het raadzaam om een grensbedrag te formuleren waarboven een investering in aanmerking
komt om geactiveerd te worden.
12