2. Burgemeester en wethouders kunnen om redenen van openbare orde, veiligheid, het
voorkomen of beperken van overlast, de bereikbaarheid van gronden of gebouwen,
dan wel ondergrondse ordening in het instemmingsbesluit voorschriften opnemen.
3. De voorschriften kunnen slecht betrekking hebben op
o a. De plaats van de werkzaamheden;
o b. het tijdstip van de werkzaamheden, met dien verstande dat het toegestane
tijdstip van aanvang van aanvang, behoudens zeer zwaarwichtige redenen van
publiek belang als genoemd in het tweede lid, niet later mag plaatsvinden dan
12 maanden na de datum van afgifte van het instemmingsbesluit;
o c. de wijze van uitvoering van de werkzaamheden;
o d. het bevorderen van medegebruik van de voorzieningen;
o e. het afstemmen van overig in de grond aanwezige werken.
Deze bepalingen dient het college in acht te nemen bij het geven van voorschriften bij
het instemmingbesluit. Hierbij moet worden bedacht dat het instemmingsbesluit een
beschikking is in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de aanbieder, indien
deze het niet eens is met de gegeven voorschriften bij het instemmingsbesluit, in
bezwaar en beroep kan gaan resp. bij de rechtbank Rotterdam en het College van
Beroep voor het bedrijfsleven (Artikel 17.1 Telecommunicatiewet.) Het derde lid van
artikel 6 van de modelverordening geeft invulling aan artikel 5.4, tweede en derde lid
van de wet.
Het college kan de werkingsduur van het instemmingsbesluit beperken om te
voorkomen dat een aanbieder nog gebruik maakt van een dergelijk besluit geruime tijd
na afgifte. Immers het intussen gewijzigde gebruik van de openbare gronden kan het
aanleggen van een telecomkabel onwenselijk maken. Een suggestie is om de
werkingsduur van een instemmingsbesluit te stellen op 6 maanden en dat de
werkzaamheden moeten zijn voltooid 6 maanden na aanvang.
Het eerste lid geeft als aanvulling dat het college naast voorschriften over tijdstip
plaats en dergelijke met betrekking tot de uitvoering ook voorschriften opstellen over
de uitstraling, vormgeving, kleur, situering en afmetingen van voorzieningen als
kasten handholes en dergelijke behorende bij het netwerk.
Het tweede en derde lid heeft betrekking op de situatie dat er een instemmingsbesluit
wordt gevraagd voor een trace door een straat waarvan de verharding langer dan een
door de gemeente nader vast te stellen jaren is vemieuwd of aangelegd of voor een
trace door de kantonrechter. In het vooroverleg tussen gemeente en aanbieder zal dan
worden onderzocht of een altematief trace mogelijk is, waarover partijen het eens
kunnen worden.
Indien geen altematief trace kan worden gevonden of indien de aanbieder het
altematieve trace afwijst, zal de gemeente herstel over de gehele straat- of
trottoirbreedte eisen. Zo'n eis tot schadevergoeding maakt geen deel uit van het
instemmingsbesluit, maar vormt een nadere concretisering van art. 5.7 Tw inzake
schadevergoeding. Wel kan het instemmingsbesluit verwijzen naar gemaakte of te
maken afspraken inzake vierkant herstraten. Een eventueel geschil inzake
schadevergoeding zal, ongeacht de hoogte van de vordering, ingevolge art. 5.13 Tw
worden beslist door de kantonrechter.
Indien de gemeente beschikt over een "handboek" als vermeld in de toelichting bij lid
1 dan dient een vierde lid als volgt te worden toegevoegd:
4. De wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van
kabels en medegebmik van voorzieningen geschiedt conform de door het college
gegeven beleidsregels (of Handboek).