3 Ruimtelijke ordening
Wet ruimtelijke ordening (Wro)
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Nieuw hieraan is dat
de Rijksoverheid, provincies en gemeenten een structuurvisie opstellen met de ruimtelijke ontwikke-
lingen in een bepaald gebied. De structuurvisie wordt uitgewerkt in de gemeentelijke bestemmings-
plannen.
Het bestemmingsplan is het belangrijkste instrument voor de ruimtelijke ordening. In het bestem-
mingsplan wordt geregeld waar gebouwd mag worden, wat er gebouwd mag worden, de omvang van
de bebouwing en welk gebruik toegestaan is. Vaste onderdelen van een bestemmingsplan zijn de
regels of voorschriften voor het gebied, een verbeelding (plankaart) waarop de bestemmingen zijn
aangegeven en een toelichting.
Gevolgen Wro op bestemmingsplannen
Voor bestemmingsplannen heeft de Wro de volgende gevolgen:
Bestemmingsplannen zijn verplicht voor het hele gemeentelijke grondgebied.
Leefmilieuverordeningen en stadsvernieuwingsplannen kunnen onderdeel uitmaken van het be
stemmingsplan.
Vrijstellingen van het bestemmingsplan zijn drastisch beperkt.
De provinciale goedkeuring achteraf is vervangen door een toets tijdens de totstandkoming.
Bestemmingsplannen moeten binnen een periode van 10 jaar opnieuw worden vastgesteld.
Digitalisering van de bestemmingsplannen is verplicht.
ledereen kan bij de gemeenteraad een verzoek tot herziening van het bestemmingsplan indie-
nen.
Gemeenten doen jaarlijks verslag van hun ruimtelijk beleid.
Van belang is dat bestemmingsplannen die op 1 juli 2008 ouder zijn dan 5 jaar (van 1 juli 2003),
op 1 juli 2013 "actueel" moeten zijn. Dat wil zeggen; er moet, te rekenen vanaf de datum van
vaststelling, op die datum opnieuw een bestemmingsplan, beheersverordening of zo mogelijk een
verlengingsbesluit zijn vastgesteld. Stond er in de oude wet nog geen sanctie op de overschrij-
ding, nu is die er wel. Slaagt de gemeenteraad er niet in voor het verstrijken van de termijn een
nieuw besluit te nemen, dan vervalt de bevoegdheid tot het heffen van leges voor diensten die
door de gemeente worden verleend die verband houden met het bestemmingsplan (artikel 3.1, lid
4 Wro). Het gaat daarbij o.a. om de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestem
mingsplan (projectafwijkingsbesluit), voor het bouwen, voor werken en werkzaamheden, voor het
kappen enzovoorts. Ook moet de overschrijding van de termijn bekend worden gemaakt (artikel
3.1, lid 5 Wro).
Bij de toedeling van de bevoegdheden krachtens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de wetge-
ver uitgegaan van de gedachte "bevoegdheid volgt verantwoordelijkheid": een overheidsniveau
dat verantwoordelijk wordt gehouden voor een bepaald ruimtelijk beleid, heeft ook de bevoegdhe
den toebedeeld gekregen om die verantwoordelijkheid waarte maken. Rijk, provincies en ge
meenten hebben in de Wro in beginsel dezelfde wettelijke bevoegdheden. Voor de realisatie van
ruimtelijk beleid, neergelegd in structuurvisies, zetten de bestuursorganen op de drie niveaus in
de praktijk een combinatie van bevoegdheden en middelen in: de zogenaamde instrumentenmix.
Bij de meeste nationale ruimtelijke belangen ligt het zwaartepunt bij communicatieve en bestuur-
lijke instrumenten. Ook de inzet van financiele middelen blijft van belang. De inwerkingtreding van
de Wro heeft daarin geen wijzigingen aangebracht.
De verbinding tussen de drie overheidsniveaus wordt langs twee wegen bereikt. De eerste weg
betreft de overleg- en afstemmingsvormen tussen de overheden over de aanwending van be-
Omgevingsjaarprogramma Leeuwarderadeel 2013
5