pagina 8 van 18 De Wabo en de consequenties voor de gemeentelijke monumentenverordening: In de Wabo wordt als definitie voor beschermd monument gegeven: "een beschermd monument is een monument als bedoeld in artikel 1 onderd van de Monumentenwet 1988". Dit houdt in dat hiermee alleen de rijksmonumenten worden bedoeld. In de Wabo wordt niet specifiek aandacht besteed aan gemeentelijke monumenten. Deze vallen onder dezelfde regels als alle andere bouwwerken. Hierdoor geldt dus voor gemeentelijke monumenten de reguliere (dus korte) voorbereidingsprocedure. Om zaken rondom aanvragen betreffende gemeentelijke monumenten goed te regelen is een link noodzakelijk tussen de gemeentelijke monumentenverordening en de Wabo. De bestaande gemeentelijke monumentenverordening dient dus te worden aangepast. De Erfgoedverordening bevat de mogelijkheid om nadere regels te stellen. De Wabo ziet toe op vergunningen en ontheffingen en niet op nadere regels. Het college blijft hiervoor het bevoegd gezag. Het inhoudelijke toetsingskader van de omgevingsvergunning inzake de gemeentelijke monumenten is in de verordening bepaald. In het kader van deregulering is artikel 10, derde lid opgenomen waarin is bepaald dat het verbod en de vergunningplicht niet gelden indien het college nadere eisen stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd. Volgens de Wabo is het niet meer mogelijk om voorwaarden of voorschriften aan de vergunning te koppelen, tenzij dit in de gemeentelijk monumentenverordening is geregeld. Om dit te kunnen regelen moet een link worden gelegd tussen de gemeentelijke monumentenverordening en artikel 2.22 van de Wabo. Dus indien de gemeente bijvoorbeeld standaard uitvoeringsvoorschriften bijvoegt dan is dit alleen mogelijk als dit in de verordening wordt aangegeven dat de gemeente dit mag doen. In artikel 10, vijfde lid is opgenomen dat het college aan de vergunning voorschriften kan verbinden betreffende de uitvoering en materiaaltoepassing. B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN Artikel 1. Begripsbepalingen Sub a Bij de omschrijving van het begrip 'gemeentelijk monument' is aansluiting gezocht bij de omschrijving van een monument in de Monumentenwet 1988. De cultuurhistorische waarde is volgens de Memorie van Toelichting de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt. Dit is een zo ruime omschrijving dat het ook betrekking kan hebben op zaken en gebieden met een geschiedkundige en of bouwhistorische waarde. Het begrip 'terreinen', als bedoeld in sub 2 van artikel 1, dient ruim te worden uitgelegd. Hoofdzakelijk betreft het locaties waar archeologische waarden in de bodem (kunnen) zitten, maar daarnaast kan het bijvoorbeeld ook gaan om parken, tuinen en een perceel met een of meer bomen. Het is niet vereist dat op het terrein ook een bouwkundig monument voorkomt om over een gemeentelijk monument te kunnen spreken. Een 'zaak' is immers een veel ruimer begrip. De 50-jaargrens geldt sinds 1 januari 2012 niet meer voor rijksmonumenten en is ook niet voor gemeentelijke monumenten opgenomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2013 | | pagina 39