pagina 10 van 18
HOOFDSTUK 2. AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN
De Wabo is niet van toepassing op dit hoofdstuk. De Wabo ziet alleen op
toestemmingstelsels (vergunningen en ontheffingen). Hierdoor blijft het college van
burgemeester en wethouders bevoegd gezag betreffende de aanwijzing van gemeentelijke
monumenten.
Artikel 2. Het gebruik van een monument
Het betreft hier vooral de gebruiksmogelijkheden die de eigenaar/gebruiker zelf aan het
object toekent. Deze gebruiksmogelijkheden slaan op de constructie en de ligging van het
object, maar ook het feitelijke gebruik van het object zelf.
Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument
Lid 1
De aanwijzing tot gemeentelijk monument en het plaatsen op de monumentenlijst zijn twee
zaken met verschillend rechtsgevolg. De aanwijzing heeft rechtsgevolg, het daarna
registreren op de gemeentelijke monumentenlijst is slechts een administratieve handeling.
Het besluit tot aanwijzing is een discretionaire bevoegdheid van het college. Na afweging
van alle betrokken belangen kan tot aanwijzing worden besloten. De afweging van de
belangen van de rechthebbende ten opzichte van de te beschermen monumentale waarden
moet uitdrukkelijk gemotiveerd in het besluit naar voren komen (de redengeving). De
aanwijzing geeft geen recht op schadevergoeding. De aanwijzing verandert immers over het
algemeen niets aan het bestaande gebruik van het monument.
Een aanwijzing heeft echter wel gevolgen voor de mogelijkheden wat betreft het toekomstige
gebruik van een monumentaal object. Immers, de monumentaal aangewezen onderdelen
mogen slechts met een vergunning (zie art. 10, tweede lid) of slechts op grand van de
nadere regels (zie art. 10, derde lid) worden gewijzigd. Het wijzigen van niet-monumentale
onderdelen is alleen vergunningvrij wanneer ook geen omgevingsvergunning voor het
bouwen is vereist. Om deze, weliswaar toekomstige, last voor de burger in te perken, dient
bij de aanwijzing in de redengevende omschrijving zorgvuldig bekeken te worden wat wel en
wat niet van het object tot monumentaal beschermingswaardig onderdeel wordt aangewezen
en voor welk deel een vergunningplicht achterwege kan blijven. Mogelijke afweging kan zijn
om alleen de vanuit openbare ruimten zichtbare bijzondere onderdelen tot monument aan te
wijzen, zodat bijvoorbeeld voor wijzigingen aan de achterkant en het interieur in dat geval
geen omgevingsvergunning voor monumenten is vereist maar bijvoorbeeld alleen een
omgevingsvergunning voor het bouwen.
Lid 2
Het college moet het advies inwinnen van de monumentencommissie als bedoeld onder
artikel 1, sub d. De verordening bindt het advies niet aan bepaalde voorschriften over vorm
en inhoud. Een regeling die de taak en werkwijze van de monumentencommissie bepaalt, is
daarvoor de aangewezen plaats.
In de verordening is geen bepaling opgenomen dat voordat het college over een aanwijzing
een besluit neemt de aanvrager en andere belanghebbenden worden gehoord. Dit is
namelijk al geregeld in (de artikelen 4:8 en 4:9 van) de Algemene wet bestuursrecht (Awb).