pagina 11 van 18
Lid 3
Dit lid is nodig ondanks het bepaalde in artikel 4:8 Awb dat belanghebbenden zienswijzen
naar voren kunnen brengen. Overleg is immers meer dan het naar voren kunnen brengen
van zienswijzen.
Lid 4
Monumenten die op grond van een aanwijzing door het Rijk of provincie al op een
monumentenlijst zijn geplaatst, komen niet voor aanwijzing als gemeentelijk monument in
aanmerking.
Artikel 4. Voorbescherming
Dit artikel regelt de voorbescherming voor toekomstige gemeentelijke monumenten, zoals
die ook voor rijksmonumenten geldt. Dat betekent dat in de periode van kennisgeving van
het voornemen van het college om een monument op de gemeentelijke monumentenlijst te
plaatsen tot het daadwerkelijke aanwijzingsbesluit (dit kan ook een afwijzing zijn), de
artikelen 10 tot en met 14 van deze verordening van toepassing zijn. Dat betekent onder
andere dat een monument tijdens de aanwijzingsprocedure tot gemeentelijk monument niet
mag worden afgebroken, gewijzigd, verplaatst (etc.) zonder een omgevingsvergunning voor
monumenten of anders dan de bij nadere regels opgestelde wijze. Het gebruik van de
voorbeschermingsprocedure is gebonden aan een motivatieplicht, aangezien hieraan voor
de eigenaar/gebruiker financiele consequenties zijn verbonden. Immers, gedurende de
voorbescherming dienen bouwactiviteiten te worden opgeschort.
Het inroepen van de voorbescherming van een object is een publiekrechtelijke beperking en
een beperkingenbesluit in de zin de van artikel 1, onder a, sub 1 juncto artikel 1, onder b, sub
5 van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken. Daarmee is
ook onder andere artikel 13 van deze wet van toepassing wat betreft de aansprakelijkheid
van gemeenten voor geleden schade. Daarom moet een gemeente gegronde redenen
kunnen aanvoeren voor het inroepen van de voorbescherming. Zie hiertoe ook de toelichting
bij artikel 6 van deze verordening.
Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
In dit artikel worden de termijnen genoemd waarbinnen de monumentencommissie moet
adviseren (lid 1) en het college een beslissing moet nemen (lid 2). Door de besluitvorming
aan een termijn te binden, weten alle belanghebbenden waar ze aan toe zijn. In het kader
van de vermindering van administratieve lasten dient goed nagedacht te worden over de
specifieke invulling met betrekking tot de duur van de termijnen. Over het algemeen geldt
hoe korter de termijnen zijn, des te minder zijn de administratieve lasten voor de burger.
Het bepaalde in lid 2 heeft tot gevolg dat, wanneer de monumentencommissie niet tijdig
adviseert, het college de volgende keuze kan maken: zonder advies een beslissing nemen,
of besluiten om een (te laat uitgebracht advies als bedoeld in het eerste lid) toch in hun
overwegingen te betrekken. Als het college niet tijdig beslist, is op grond van de Awb sprake
van een fictieve weigering. Ingevolge artikel 6:2 staat voor de aanvrager dan de mogelijkheid
van bezwaar of administratief beroep open die ook tegen een reeel besluit open zou staan.
Het artikel bevat geen bepalingen over bekendmaking van het besluit, omdat de Awb dat
afdoende regelt (afdeling 3.6).
Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit
De ontvangst van de (veelal aangetekende) mededeling (zijnde een afschrift van de
inschrijving) van het college is voor alle aan het monumentale object verbonden zakelijk
gerechtigden van essentieel belang. De kenbaarheid van de aanwijzing tot monumentaal
object is ook te herleiden tot artikel 1, onder a, sub 1 juncto artikel 1, onder b, sub 6 van de
Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken. Daarmee zijn de
voorschriften uit deze wet ook van toepassing op een aanwijzingsbesluit als bedoeld in
artikel 6 van deze verordening.