pagina 12 van 18
Dit artikel regelt overigens niet specifiek dat de aanwijzing wordt bekendgemaakt aan de
eigenaar en de aanvrager, omdat de Awb dat al bepaalt (afdeling 3.6). Indien artikel 4:8 Awb
is toegepast (horen van geadresseerde en derdebelanghebbenden) dan dienen de
betrokkenen op grond van het bepaalde in artikel 3:43 Awb eveneens een mededeling te
ontvangen.
Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst
De registratie van de aanwijzing is een administratieve handeling (en geen besluit). De
bedoeling van de bij te houden monumentenlijst is om een ieder snel inzicht te geven in
welke zaken als gemeentelijk monument zijn aangewezen en de redengeving daartoe. Wat
betreft dit laatste aspect zij tevens verwezen naar de toelichting bij artikel 3, eerste lid
(aanwijzing).
Artikel 8. Wijziging van de aanwijzing
Op grond van dit artikel is het mogelijk om de aanwijzing van gemeentelijke monumenten te
wijzigen (lid 1). Hiervoor geldt dezelfde voorbereidingsprocedure als voorde aanwijzing zelf
(lid 2), tenzij de wijziging van ondergeschikte betekenis is (lid 3). Wijzigingen van de
aanwijzing worden doorgevoerd op de gemeentelijke monumentenlijst (lid 4).
Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing
Dit artikel geeft de mogelijkheid om de aanwijzing van gemeentelijke monumenten in te
trekken (lid 1). Voor intrekking van de aanwijzing is het advies van de
monumentencommissie nodig. Monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst waarvan
de aanwijzing is ingetrokken (omdat ze zijn gesloopt of anderszins volledig teloor gegaan),
worden door het college van de monumentenlijst gehaald.
Het kan zinvol zijn om voor een gebouw, waarvoor een aanvraag tot intrekking van de
aanwijzing loopt een (uitvoerige) documentatie te eisen. Enerzijds kan deze voor een goede
afweging van de aanvraag dienen, anderzijds wordt het gebouw voorafgaand aan de sloop
voor de lokale geschiedenis gedocumenteerd.
HOOFDSTUK 3. INSTANDHOUDING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTALE ZAKEN
Artikel 10. Instandhoudingbepaling
De verbodsbepaling in het eerste lid van artikel 10 vertoont gelijkenis met artikel 2.2, eerste
lid, onder f van de Wabo waarbij het gaat om de beschermde monumenten uit de
Monumentenwet 1988. In dit artikel gaat het alieen over gemeentelijke monumenten. Ten
aanzien van de omgevingsvergunningaanvraag voor gemeentelijke monumenten is van
belang dat het verkrijgen van gegevens en ontbrekende gegevens geregeld is in de Awb
(artikel 4:2 respectievelijk 4:5 en 4:15). In het kader van de Wabo dient de gemeente een
aanvraag langs elektronische weg mogelijk te maken. Een schriftelijke aanvraag wordt
ingediend met behulp van een door de Minister van VROM vastgesteld formulier.
De Mor voorziet in nadere regels met betrekking tot de indieningsvereisten voor de
aanvragen voor een omgevingsvergunning. In paragraaf 5.2 van de Mor zijn specifieke
indieningsvereisten opgenomen voor activiteiten met betrekking tot monumenten. De aard,
de omvang en de locatie van de werkzaamheden bepalen welke indieningsvereisten gelden.
Het bevoegd gezag heeft niet de mogelijkheid van deze indieningsvereisten af te wijken. In
het kader van de vermindering van administratieve lasten voor burgers en bedrijven dienen
de indieningsvereisten bij de vergunningaanvraag zo beperkt mogelijk gehouden te worden.
In lid 3 van artikel 10 wordt de mogelijkheid geschapen voor het college om nadere regels te
stellen die in de plaats kunnen worden gesteld van het verbod uit het eerste lid en de
vergunningplicht uit het tweede lid. De Wabo ziet alleen op vergunningen en ontheffingen.