pagina 13 van 18
Deze bepaling over het stellen van nadere regels valt daarom buiten de Wabo. Het college
blijft hiervoor het bevoegde gezag. Het zal hierbij over het algemeen gaan om wijzigingen
aan gemeentelijke monumenten die niet van ingrijpende aard zijn. Voornamelijk het reguliere
onderhoud kan in vastomlijnde regels worden opgenomen, zodat burgers niet voor relatief
eenvoudige wijzigingen (bijvoorbeeld met betrekking tot kleurstelling of het gebruik van
identieke materialen) worden geconfronteerd met een vergunningprocedure. In deze nadere
regels kunnen dan expliciet die situaties worden benoemd waarin de burger geen vergunning
hoeft aan te vragen. Indien echter duidelijk is wat het toetsingskader is voor grote (niet-
reguliere) wijzigingen aan een monument, kan ook dit toetsingskader in algemene regels
worden opgenomen, zodat burgers nog minder met administratieve lasten worden
geconfronteerd.
In de nadere regels (uitvoeringsrichtlijnen of programma's van eisen) kunnen de
uitgangspunten, functionele toetsen en aanwijzingen in het kader van de monumentenzorg
worden opgenomen. Hierbij dient de bouwkundige en monumentale kwaliteit
(behoudtechnische optiek) voorop te staan. Voorts staat het voeren van (voor)overleg
centraal bij dit artikel, zodat maatwerk kan worden geleverd. Praktisch gezien gaat een
medewerker monumentenzorg van de gemeente, op locatie en gezamenlijk met de
initiatiefnemer, onderzoeken welke aanpassingen mogelijk zijn aan de hand van de
algemene regels, zodat de monumentale waarde van het object niet of zo min mogelijk wordt
aangetast.
In lid 4 is de bepaling betreffende de religieuze monumenten teruggeplaatst. Is er sprake van
een vergunning voor het monument dan is overeenstemming tussen de eigenaar en de
vergunningverlener nodig. Overleg en overeenstemming betreffen de wezenlijke belangen
van de godsdienstuitoefening in het religieuze monument. Dat betekent dat voor bijvoorbeeld
een pastorie of catechisatieruimte deze bepaling dan ook niet geldt.
In lid 5 wordt de mogelijkheid geschapen aan de vergunning voorschriften te verbinden
betreffende de uitvoering en materiaaltoepassing. Volgens de Wabo is het niet mogelijk om
voorwaarden of voorschriften aan de vergunning te koppelen, tenzij dit in de gemeentelijke
monumentenverordening is geregeld. Om dit te kunnen regelen moet een link gelegd worden
tussen de gemeentelijke monumentenverordening en artikel 2.22 van de Wabo.
Bovendien is er de mogelijkheid opgenomen een onderzoek verpiicht te stellen naar de
bouwhistorie of archeologie. Dit onderzoek wordt opgesteld ten bate van de beoordeling van
het college betreffende de cultuurhistorische waarde en mogelijke aantasting hiervan door de
aangevraagde werkzaamheden.
Artikel 11. De schriftelijke aanvraag
Het Bor bepaalt dat in het kader van de vermindering van de administratieve lasten voor
burgers en bedrijven het bevoegd gezag bij een schriftelijke aanvraag maar maximaal 4
exemplaren van de aanvraag en de daarbij behorende bescheiden mag opvragen. In
bepaalde gevailen kan op grond van het derde lid van artikel 4.2 Bor hiervan worden
afgeweken. Er moet dan sprake zijn van twee of meer adviezen of verklaringen van geen
bedenkingen.
Artikel 12. Termijnen advies en vergunningverlening
Op grond van artikel 3.7 Wabo is voor de voorbereiding van een omgevingsvergunning als
bedoeld in artikel 10 de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing. Indien er echter
meerdere activiteiten voor het project moeten worden uitgevoerd en voor een van de andere
activiteiten de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure op grond van de Wabo gevolg
moet worden dan wordt voor het hele project de uitgebreide openbare
voorbereidingsprocedure gevolgd. Uitgangspunt van de Wabo is dat altijd maar een
procedure geldt. Indien er sprake is van een samenloop van procedure geldt de zwaarste
procedure (de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure).