pagina 15 van 18
te gaan. In dat geval moet het bevoegd gezag mogelijkheden hebben om de vergunning in te
trekken.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMDE MONUMENTEN
Artikel 15. Vergunning voor beschermd monument
Lid 1
De procedure voor de afgifte door het bevoegd gezag van de vergunning voor beschermde
monumenten staat in paragraaf 3.3 van de Wabo en afdeling 3.4 van de Awb. De uitgebreide
openbare voorbereidingsprocedure is in enkele gevallen van toepassing.
Door de komst van de Wabo wordt de kring van belanghebbenden vergroot. Gedurende de
termijn van terinzagelegging kan een ieder een zienswijze indienen. Voorheen konden alleen
belanghebbenden zienswijzen indienen.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, en buiten de bebouwde kom ook Gedeputeerde
Staten (hierna: GS), moet binnen 8 weken (art. 6.4 Bor) na verzending van de
adviesaanvraag adviseren. Het definitieve besluit moet binnen zes maanden na ontvangst
van de aanvraag worden genomen. Op het definitieve besluit kan nog slechts door
belanghebbenden beroep worden ingesteld.
Lid 2
De Monumentenwet 1988 schrijft voor dat de monumentencommissie bij de aanvragen om
een omgevingsvergunning voor beschermde monumenten wordt ingeschakeld.
HOOFDSTUK 5. INSTANDHOUDING VAN ARCHEOLOGISCHE TERREINEN
Artikel 16: Gemeentelijke FAMKE
De Gemeentelijke FAMKE dient als basis voor zowel de erfgoedverordening als de
bestemmingsplannen. De door de gemeente vast te stellen Nota Archeologie en
Erfgoedverordening en de door het college vastgestelde "Gemeentelijke FAMKE vormen
tezamen een consistent geheel. De kaderstelling kan vervolgens ook gebruikt worden bij de
uitwerking van het beleid in bestemmingsplannen.
Artikel 17. Instandhoudingbepaling
De Wet op de archeologische monumentenzorg van 21 december 2006 verplicht de raad
om, bij de vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet
ruimtelijke ordening, rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te
verwachten monumenten. Het uitgangspunt van deze wet (voortvloeiend uit het Verdrag van
Malta) en daarmee ook van deze verordening, is daarom primair dat in het bestemmingsplan
wordt vastgelegd waar zich archeologische waarden in de bodem kunnen bevinden. Dit
artikel voorziet in de behoefte aan een overgangsperiode tot het moment dat een
bestemmingplan 'Malta-proof' is.
Tot het moment dat een 'Malta-proof'-bestemmingsplan kan worden vastgesteld, biedt deze
verordening bij wijze van artikel 17 de nodige bescherming aan archeologische waarden in
de bodem. Het eerste lid van artikel 17 biedt bescherming door het opgenomen verbod om
de bodem te verstoren dieper dan een minimumwaarde.
Lid 2
In het tweede lid van artikel 17 worden een zestal uitzonderingsmogelijkheden gegeven op
het eerste lid.