pagina 17 van 18
van een terrein te dulden dat de opgravingbevoegde zijn terrein betreedt en eventueel
opgravingen verricht; en is ook de eigendomskwestie van de archeologische vondsten
uitputtend geregeld.
Om de bedoelde regierol goed te kunnen uitoefenen dient het college een programma van
eisen op te stellen waarmee de kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van
archeologisch onderzoek (lid 1onder a). Vervolgens wordt van de opgraver verwacht dat hij
in een plan van aanpak weergeeft hoe hij specifiek de gestelde kaders, zoals omschreven in
het programma van eisen, denkt te gaan invulien (lid 1, onder b). Ook hier is sprake van een
verkapt vergunningstelsel ten behoeve van de realisering van een fysiek project. Net als bij
onderdeel f, van het tweede lid van artikel 16 is ervoor gekozen om deze bepaling onder de
werking van de Wabo te laten vallen. Op grond van de leden 2 en 3 kunnen vervolgens
nadere regels worden gesteld met betrekking tot de feitelijke uitvoering (en het toezicht
daarop) en de beoordeling van het plan van aanpak.
Artikel 19. Procedure
Zoals hierboven al is aangegeven is er bij artikel 17, tweede lid, onder f en artikel 18, eerste
lid, onder b sprake van een verkapt vergunningstelsel en de uitvoering van een fysiek
project. Om deze reden is de Wabo van toepassing verklaard. De bepalingen uit de artikelen
11, 12, 13 en 14, welke zien op de verlening van de omgevingsvergunning voor
gemeentelijke monumenten, kunnen derhalve van overeenkomstige toepassing worden
verklaard. Voor de toelichting wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij deze
artikelen.
HOOFDSTUK 6. OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 20. Tegemoetkoming in schade
De Afdeling rechtspraak van de Raad van State heeft uitgemaakt dat de Erfgoedverordening
zonder een schadevergoedingsregeling rechtsgeldig is (BR 86,604). Voor het archeologische
deel van de verordening dient echter, op grond van de Wet op de Archeologische
monumentenzorg, wel een schadevergoedingsregeling in de verordening opgenomen te
worden.
Het veroorzaker-betaalt- principe, zoals dat in de memorie van toelichting van de Wet op de
Archeologische monumentenzorg is verwoord, staat bij de afweging tot toekenning van
schadevergoeding voorop en geidt voor alle genoemde onderdelen (a t/m e). De gemeente
zal zelf per geval moeten afwegen wat redelijk' of 'buitenproportioneel' is. In deze
modelverordening is gekozen voor een schadevergoedingsbepaling, waarin de specifieke
gevallen zijn opgenomen op grond waarvan het bevoegd gezag mogelijk een
schadevergoeding aan een belanghebbende dient toe te kennen.
Lid 2 van deze bepaling is ten opzichte van de vorige model-erfgoedverordening geschrapt.
Er is geen procedure voorgeschreven voor het bepalen van de tegemoetkoming. De
procedure op grond van afdeling 6.1 Wro jo. afdeling 6.1 Bro kan worden toegepast, echter
alvorens daartoe te besluiten is het zinvol een inschatting te maken van de schade ten
opzichte van de kosten en omvang van deze procedure.
Artikel 21. Strafbepaling
Deze strafbepaling is met de komst van de Wabo alleen nog van toepassing op de nadere
voorschriften die het college kan stellen op grond van artikel 10, derde lid en artikel 17, met
uitzondering van het tweede lid, onder f. De strafbaarstelling van de omgevingsvergunning
voor gemeentelijke monumenten is geregeld in de Wet economische delicten (Wed). Het
handelen zonder vereiste omgevingsvergunning of in strijd met de voorschriften daarvan
wordt aangemerkt als economisch delict.