1. INLEIDING De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is in 1968 in het leven geroepen voor de bekostiging van onverzekerbare zorg. Gaandeweg is er steeds meer onder de AWBZ gebracht. In de afgelopen jaren is de overtuiging ontstaan dat de AWBZ in de huidige vorm niet houdbaar is. De uitgaven zijn sterk toe- genomen en stijgen naar verwachting ook de komende jaren. Ook de inhoud van de voorzieningen staat ter discussie. Daarom heeft het Rijk besloten de AWBZ te verkleinen en terug te brengen tot een kern-AWBZ. In dat kader wordt een aantal taken en budgetten aan gemeenten overgedragen. Dit proces wordt de decen- tralisatie van de AWBZ genoemd. Voor inwoners in onze regio verdwijnen hierdoor een aantal AWBZ bekostigde voorzieningen. Het is de opgave voor gemeenten om per 2015 maatregelen te treffen om de begeleiding1 te organiseren binnen de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Aan de decentralisatie is een korting verbonden van 25%. Daarnaast worden de gemeenten per 2015 ook ver- antwoordelijk voor alle taken op het terrein van de Jeugdzorg 0eugdwet 2015) en voor de invoering van de Participatiewet. In de Participatiewet worden de huidige Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw), de Wet werk enbijstand (WWB) en de Wet arbeidsongeschikte jongeren (Wajong) samengevoegd. De gemeenten worden verantwoordelijk voor het ontwikkelen van passende oplossingen voor kwets- bare inwoners. Omdat het Rijk een korting op de budgetten toepast, moet dat tegen aanzienlijk lagere uitgaven worden gerealiseerd. Gemeenten kunnen dat alleen realiseren als ze, naast het doorvoeren van bezuinigingen, een nieuwe aanpak ontwikkelen in het sociaal domein. Die nieuwe aanpak is effectief als de samenhang tussen de decentralisatie van de AWBZ, de transitie van de Jeugdzorg en de Participa tiewet in de uitvoering wordt georganiseerd. Op het moment dat deze kadernota wordt opgesteld is er nog geen duidelijkheid over de exacte (finan- ciele) invulling van de decentralisaties. Het uitgangspunt is wel dat de taken per 1 januari 2015 overgaan naar de gemeente. Dat betekent dat gemeenten zich tot dat moment op voile kracht moeten voorberei- den op de verandering. De kadernota wordt nu aan u voorgelegd, omdat het jaar 2014 nodig is voor de noodzakelijke voorbereidingen. De voorgestelde kaders bieden daarvoor de basis. Deze nota is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt een korte schets gegeven van de inhoud en omvang van de drie decentralisaties. In hoofdstuk 3 zijn de visie en missie, die bij de invulling van de decentralisatieopdracht worden gehanteerd, uitgewerkt. In hoofdstuk 4 wordt een inschatting gegeven van de vraag in het sociale domein. Die vormt de basis voor de aanpak die daarna wordt uitgewerkt. Dan volgen in hoofdstuk 5 de kaders voor de aanpak. In het laatste hoofdstuk 6 gaan we in op de uitvoering. 1 Oorspronkelijk maakte de Persoonlijke Verzorging ook deel uit uan de Transitie AWBZ. Staatssecretaris van Rijn heeft echter op 6 nouember 2013 besloten dat onderdeel niet ouer te hevelen mar de gemeenten maar naar de zorguerzekeraars.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2014 | | pagina 73