of oneigenlijk gebruik van de wet. Deze bepaling heeft tot doel om regelgeving met betrekking tot de
aanverwante beleidsterreinen van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning te standaardiseren.
Volgens de wetgever behoort het tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid om misbruik van de
geboden voorzieningen te voorkomen en, waar nodig, op te treden tegen onterecht gebruik van
individuele voorzieningen of persoonsgebonden budgetten. Een zorgvuldig gebruik van collectieve
middelen is wezenlijk voor het draagvlak daarvan.
In het eerste lid is de zogenaamde inlichtingenverplichting geregeld. Deze verplichting houdt in dat van
de jeugdige of zijn ouders verlangd kan worden dat ze voldoende gegevens en inlichtingen verstrekken
om het college in staat te stellen te beoordelen of het beroep op die individuele voorziening of het
daaraan gekoppelde pgb terecht is gedaan. Wanneer het de jeugdige of zijn ouders redelijkerwijs
duidelijk moet zijn dat er feiten en omstandigheden, of daarin opgetreden wijzigingen, zijn die van
invloed kunnen zijn op de toekenning van de individuele voorziening of het daaraan gekoppelde pgb,
moeten zij dit onverwijld aan het college te melden. Het college kan een individuele voorziening of het
daaraan gekoppelde pgb herzien of intrekken. De voorwaarden om over te gaan tot herziening of
intrekking zijn geregeld in lid twee tot en met vier van dit artikel. Het college kan niet alleen bij een
aanvraag, maar ook in andere stadia concrete informatie en bewijsstukken vragen. Dit is geregeld in het
vierde lid.
Artikel 8. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders
kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Met uitzondering van het vaststellen van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, kan het
college de uitvoering van de Jeugdwet door aanbieders laten verrichten. Met het oog op gevallen waarin
dit gebeurt met betrekking tot jeugdhulp, kinderbeschermings- maatregelen of jeugdreclassering,
moeten bij verordening regels worden gesteld. Het gaat dan om regels ter waarborging van een goede
verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een
kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit
daarvan. Daarbij moet in ieder geval rekening gehouden worden met de deskundigheid van de
beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.
Om te voorkomen dat er alleen gekeken wordt naar de laagste prijs voor de uitvoering worden in dit
artikel een aantal andere aspecten genoemd waarmee het college bij het vaststellen van tarieven (naast
de prijs) rekening moet houden. Hiermee wordt bereikt dat er een beter beeld ontstaat van een reele
kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren. Uitgangspunt is dat de
aanbieder kundig personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden.
Hiervoor is ten minste een beeld nodig van de vereiste activiteiten en de arbeidsvoorwaarden die daarbij
horen. Dit biedt een waarborg voor werknemers dat hun werkzaamheden aansluiten bij de daarvoor
geldende arbeidsvoorwaarden.
Artikel 9. Inspraak en medezeggenschap
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over inspraak en medezeggenschap bij de gemeente. Op deze
manier wordt gewaarborgd dat eenzelfde inspraakprocedure geldt voor het jeugdhulpbeleid als op
andere terreinen. De inspraak geldt voor alle ingezetenen. Met het vierde lid wordt het aan het college
overgelaten om de exacte invulling van de medezeggenschap vorm te geven.
De mogelijkheid tot inspraak en medezeggenschap tegenover de aanbieder is al geregeld in de wet.
6