Blad 3
l. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendom men - niet zijnde
gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste
van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstalla-
ties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
m. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de
gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering
van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;
n. begraafplaatsen en urnentuinen, met uitzondering van delen van zodanige onroerende
zaken die dienen als woning;
2. De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerende
zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het
genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
3. In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de
gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende
zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan
woondoeleinden.
Artikel 6 Belastingtarieven
1Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage
bedraagt voor:
a. de gebruikersbelasting 0,34759%;
b. bij de eigenarenbelasting
1voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,15359%;
2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,43449%.
2. De keuze tussen de tarieven bedoeld in het eerste lid, onderdeel b., is voor een bouwkavel
afhankelijk van de bestemming volgens het bestemmingsplan.
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld
De belastingen zijn verschuldigd bij aanvang van het kalenderjaar.
Artikel 10 Tijdstip van betaling en betaling in termijnen
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden
betaald binnen dertig dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.
2. In afwijking van het eerste lid geldt dat zolang de verschuldigde bedragen door middel van
automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald
in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het
aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde
termijnen.
Artikel 11 Kwijtschelding
Bij de invordering van de onroerende-zaakbelastingen kan kwijtschelding worden verleend voor het
eigenarendeel woningen. Binnen de kaders van de wet wordt de meest ruimhartige vorm voor de
beoordeling van het kwijtscheldingsverzoek gehanteerd.