4 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 12 Oct. 1865. keurmeester van vlcesch en visch, zoomede van eenen commies der plaatselijke belastingen van de 3e klasse in deze gemeente, en zulks in de plaats van Jacobus Oedzes Wijma, die als zooda nig, op zijn verzoek, een eervol ontslag heeft erlangd." Nadat dit voorstel door den Secretaris was gelezen, en, over eenkomstig het voorstel van den Voorzitter, was besloten, het onmiddellijk in behandeling te nemen, worden de beraadslagingen daarvoor geopend. De heer Wiersma verklaart niet tegen het voorstol te zullen stemmen, maar geeft toch in bedenking om niet tot de benoe ming van eenen commies bij de plaatselijke belastingen over te gaan, vermits die betrekking met Mei aanstaande, door de ophef fing van de verbruiksbelastingen, zal komen te vervallen. l)e Voorzitter merkt op, dat wel de betrekking van commies zal vervallen, maar niet die van keurmeester; deze blijft, althans het Collegie van B. en W. is van oordeel die weder te doen ver vullen, terwijl het misschien later een punt van overweging zal kunnen uitmaken of keurmeesters van het vleesch en de visch, tevens dienst doende als plaatselijke commiesen, noodig zullen zijn. De heer Wiersma geeft te kennen uit het gesprokene door den Voorzitter te moeten opmaken, dat bij 11. en W. twijfel schijnt te bestaan om de betrekking van keurmeester te doen ophouden daaraan denkt hij volstrekt niet. Bestaat die twijfel niet, dan rijst bij hem de vraag waarom eene voorziening dan nog noodig zoude wezen. l)e Voorzitter verklaart, dat het in gcenen deele in zijne bedoeling heeft gelegen alsof de betrekking van keurmeester zoude worden opgehevenwel is dit het geval met die van commies. De heer Bloembergen geeft te kénnen, dat de benoeming van com mies is tijdelijk en tweeledig, Oorspronkelijk zijn het keurmeeiv ters van het vleesch en de visch, maar tevens in die bediening belast met de surveillance, en als zoodanig tevens commiesen der plaatselijke belastingende bedoeling van den heer Wiersma zal dus zijn, ze als commiesen tijdelijk te benoemen. Spr. kan zich wel met het denkbeeld van den heer Wiersma vereenigen, om de benoeming als commies slechts provisioneel tc doen zijn tot ulto. April. De heer Meursinge verlangt splitsing, niet inzionde dat men iemand tot eene betrekking zal benoemen, die binnen kort zal moeten worden opgeheven; bovendien de bedoelde keurmeester behoeft juist geen commies te zijn. De heer Bloembergen is van oordeel, dat de hopr Meursinge het voorstel min juist heeft opgevat; daar toch wordt gesproken van de benoeming van eenen keurmeester van vleesch en visch, zoomede van eenen commies der plaatselijke belastingen van de derde klasse, zulks in de plaats van Jacobus Oedzes Wijma, die als zoodanig eervol ontslag heeft erlangd. Wat betreft de •noodzakelijkheid om aan den te benoemen keurmeester tevens op te dragen de function van commies, gelooft hij dit voor eene rigtige surveillance allezins van belang te wezenbovendien is het, volgens bekomen inlichtingen van den betrokken hoofdambtenaar, eene degelijke behoefte om het tegenwoordig getal commiesen niet te verminderenwil men eene degelijke surveillancein zake de verbruiks-belastingenbehouden. Op de daartoe strekkende vraag des Voorzitters, het voorstel van den heer Meursingetot splitsing van het voorstelniet ondersteund zijnde, blijft dit buiten verdere behandeling. Hierop is het voorstel van B. en W. boven omschreven, bui ten omvraag, eenstemmig aangenomen. 7. Voorstel van B. en W.vervat ir\ hun besluit van den 4 Oct. jl. no. '%3, om, naar aanleiding eenor missive van heeren Curatoren van het Stedelijk Gymnasium alhier dd. 2 Oct. bevorenste besluiten „Heeren Curatoren van het Stedelijk Gymnasium alhier te magtigen, gedurende de vacature, 'ontstaan door het, aan den heer P. H. van Moerkerken, verleend eervol ontslag, de tijdelijke waarneming van het onderwijs in dc nieuwe talenop te dragen aan den heer L. Nauta, bijzonder onderwijzer in de nieuwe talen te dezer stede, tegen ƒ1 per uur." Nadat lecture was gedaan en van dc bovenvermelde missive van heeren Curatoren, èn van het betrekkelijk voorstel van het Collegie van Dagelijksch Bestuur, is, op voorstel van den Voor zitter, besloten, het evenbcdoeld voorstel, uithoofde van liet spoedeischonde der zaak, onmiddellijk af te doen. De beraadslagingen daaromtrent geopend zijnde, vraagt de heer Wierdsma Schik inlichtingen omtrent den beschikbaren tijd van den voorgestelden persoon. Is hij wel ingelicht, dan is de heer Nauta thans ook in Franekcr in gelijke tijdelijke betrekking werkzaam en ontveinst hij zich de vrees niet dat de voor het onderwijs aan het Gymnasium alhier te besteramen tijd wel eens minder geschikt kan zijn. De Voorzitter antwoordt hierop, dat dc geopperde be denking ook bij het Collegie van B. en W. een punt van over woging en ondersoek heeft uitgemaakt, maar dat hij dc ver zekering kan geven dat het bedoelde, tijdelijk te verstrekken onderwijs goed en geregeld zal kunnen alloopen, zijnde deswege met heeren Curatoren te Franekcr de uoodigc schikkingen ge troffen. De heer OosterholT merkt aandat, blijkens de missive van heeren Curatorendo heer Nauta zich genegen heeft verklaard om minstens 15 uren 's weeks les te geven en dat dus de to verstrekken belooning naar 1 per uur gedurende eon jaar, bui ten de vncantiën, gerekend moot worden te beloopon 750 terwijl aan den heer van Moerkerken slechts f 600 werd toegekend. De heer Bruinsma geeft in antwoord hierop to kennendat de heer van Moerkerkenmet inbegrip van do veranderlijke toe lage ƒ824 heeft genoten, blijkens missive van heeren Curatoren dd. 13 Sept. ji. Het voren omschreven voorstel van B. en W. is daarop, buiten omvraageenstemmig aangenomen. 8o. Voorstol van B. en W.vervat in hun besluit van don 4 October jl. no. n/ 3, om te besluiten „B. en \Y. to magtigen aan heeren Curatoren van het Stede- dclijk Gymnasium alhier te kennen to gevendat de Raad ver meent bezwaar te moeten makenhet door hun Collegiehij schrijven van den 13 September 1365 no. 506, gedaan voorstel, betrekkelijk het verleenen eener tijdelijke toelage aan don Docent in de nieuwe talen en den onderwijzer iu de wiskunde aan ge zegde inrigting in gunstige overweging te ncinen." Na dc lezing van voormelde missive van heeren Curatoren qn van het onderwerpelijk voorstel van B. en \Y. wordt op voor stel Van den Voorzitter besloten onmiddellijk tot de behandeling dezer zaak over te gaan. Dc heer Oosterholf geeft te kennen het voorstel van B. en W, te zullen aannemen, liet bevreemdt hem ovenwei, dat heeren Curatoren het oog hebben om over de voor premiëu toegekende som van ƒ300 slechts voor e»n gedeelte tc beschikken. De lieer Bminsma merkt hierop aan, dat dit zijn grond vindt in het tegenwoordig gering getal leerlingenwaarmede natuur» lijk de tot premiën te besteden som in verband staat, GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 12 Oct. 1865. Dc heer Bloembergen verklaart zich met het voorstel van B. cn W. niet te zullen verecnigeu. Het komt er immersnaar zijn oordcelenkel maar op aan of men de inrigting in het leven wenseht te behouden, dan ze, op den duur niet wensehende te bestendigen, allengs tc doeu vervallen. In aanmerking nemende de tegenwoordige positie der Docentenwier inkomsten door het gering getal leerlingen aanmerkelijk zijn verminderd, is het te vreezen dat zij naar alle zijden zullen rondzien om eene betere plaats te verkrijgen cn dat men verstoken zal worden van het bezit der hulpmiddelen tot instandhouding der inrigting vereischt. Die hulpmiddelen te behouden is allezins in het belang der thans kwijnende inrigting wcnschelijk te achten. De vraag tot verstrekking eener toelage ten behoeve van den den Docent in de nieuwe talen is, door het vertrek van den heer van Moerkerken cn tijdens de vacature dier betrekking, alsnu als vervallen te beschouwen ze bestaat evenwel ten aan zien van den onderwijzer in de wiskunde; Spreker wenseht die middelen te verstrekken; het belang der zaak brengt dit mede, vooral da't van den laatstgenoemden Docent vordert verhooging van bezoldiging. Hij merkt voorts aan, dat dc bezoldiging der Docenten is tweeledig, bestaande in vast tractement en veran- derijke toelage bij het tegenwoordig gering getal leerlingen is de laatste zeer onbeduidend bij vroeger. De vraag is voorts gerezen, om aan Curatoren in overweging te geven, de betrekking van Docent in de nieuwe talen voor eerst onvervuld te laten en daarin door tijdelijke maatregelen te voorzien; maar hoe dan ook, er bestaan alle redenen om aan de te karige bezoldiging des onderwijzers in de wiskunde door eene gepast geoordeelde toelage tc gemoet tc komen. Dc heer Wierdsma Schik geeft to kennen, het in vele op- zigten met den heer Bloembergen eens te zijnals zijnde de bezoldigingzijns oordeelsniet in verhouding met de verstrekt wordende diensten. Het aangewezen middel komt hera ovenwei voor minder goed te wezen en hij gelooft dat niet op die wijze mag worden gehandeldhet zoude zijn van 't eene afnemen om bij het andere te voegen en dit gaat niet op. De heer Dupai'C is van gelijk gevoelen. Het is toch waar, dat de vooruitzigton der Docenten, bij de aanvaarding hunner betrekkingengunstiger waren dau thans en er bestaat dus ge noegzame aanleiding aan hunne bezwaren te gemoet te komen doch hij gelooft mede dat menop de voorgestelde wijze handelondc, uit liet oogpunt eener goede comptabiliteit, niet juist zoude te werk gaan. Hij verwijst verder naar de vermelding der traktementen in de bestaande bepalingen en naar den toelichtenden staat, die jaarlijks wordt overgelegd. Hij verklaart daarom zwarigheid te maken om de eventueel te verstrekken toelage uit don post litt. c van art. 1 afd. 11 hoofdstuk VII der begrooting te doen be talen zoo als in de bedoeling schijnt tp liggenmaar acht het verkieslijk dit tc doen uit liet fonds voor onvoorziene uitgaven waarop dp begrootingspost is gereserveerd. Op die wijze zoude men aan het bezwaar kunnen te gemoet komen. Dc heer Meursinge verklaart zich niet te kunnen vereenigen met het voorstel van li. en VV.maar te omhelzen het denkbeeld van den hoer Pupare om de toelage tc bestrijden uit qnvoorzien. De heer Bloembergen zegtMon hecht missehicp tc veel aan den vorm. Wat toch beoogen Curatoren met hun voorstel Alléén, dat de bcdpelde Docenten tegemoetkoming erlangen ter oorzake van het gering getal leerlingen, dftt tegenwoordig van de inrig ting gebruik maakt. Zij schromen evenwel bepaaldelijk verboo ging van bezoldiging voor tc stellen, maar vragen, na overweging van de bestaande noodzakelijkheid, eene toelage aan. Wat zegt tiu de conolusio van het voorstel van B. en VV. Dat dc Raad vermeent bezwaar te moeten maken om het voorstel tot het ver leenen eener tijdelijke toelage in gunstige overweging te nemen. Naar zijn oordeel bestaan er inderdaad wel termen, in gun stige overweging te nemen aan den Docent in de wiskunde, (want van dezen alleen kan thans sprake zijn) eene toeiage tc ver leenen. Deze zou uit het genoemde fond3 voor prijzen, 'twelk genoegzaam zal overlaten, wel zijn te vinden, maar wil men lie ver uit Onvoorzien, ook dat kan gaan. Het is alzoo nu alleen maar de vraag, wil men eene toelage verleenen ja clan neen. De heer V. Assen geeft te kennen, dat de vorm, door heeren Curatoren aangegeven in hun oog en van hun standpunt beschouwd, de juiste is geoordeeld, en is van meening dat zij eenen anderen zouden hebben voorgesteld, bijaldien zij het gevoelen van den Raad dienaangaande hadden gekend. Zij van hunnen kant heli- ben gemeend best te doen het fonds sub c. voor het beoogde doel aan te wijzen hadden ze vermoed, dat de Raad gunstig gezind was, welligt ware er een ander voorstel gedaan. Ook hij wenseht aan v. Belkum eene vergoeding te verleenen, maar op eene andere dan de voorgedragene wijze. De heer Wiersma verklaart eene andere zienswijze dan die van B. en W. te zijn toegedaan. Wel blijft het steeds een bezwaar gelden beschikbaar te stellen ten dienste eener inrigting die voor de gemeente, in opzigt tot haar doel, min gunstige vruchten oplevert, doch in den tegen woordigen toestand is dit niet anders. Hij ziet daarom met verlangen uit naar eene regeling van het ^Ilooger Onderwijswaardoor de toestand der Gymnasia op hetero grondslagen zal worden gevestigd. Intusschen moet Leeu warden gelegenheid tot het hierbcdoelde onderwijs geven cn, dit vast staande, zal de gemeente zich uitgaven moeten getroosten om de kwijnende instelling in het leven te behouden. De bezoldiging is verminderd door minder rainervalia, tenge volge van liet gering getal leerlingendit is eene drukkende positie voor de Docenten, aan wie toch de schuld van achter uitgang niet is tc wijten. Intusschen is de toestand der bedoelde Docenten zoodanig,- dat zij niet dan met de uiterste spaarzaam heid kunnen bestaandaarom wonscht hij ook hun lot te verbe teren en wil daartoe medewerken, doch acht het middel, door Curato ren aangewezen, minder goed. Js er voor uitreiking van prijzen gcene 300 meer benoodigd, men vtilagc dat cijfer en verhooge de tiactementen tijdelijk b. v. tel<?r. jare cn wel bij wijze van toelage. Vermits hij tot het beoogde doel wenseht mede te werken, maar daartoe op eene wijze wil geraken, stelt hij voor deze zaak niet aftedoen, maar aanhangig to laten, vooral ook omdat hij de groote urgentie er van niet inziet. Dc heor Puparo zegt zich au fond met den vorigen Spr. te vereenigen. Hij wenseht evenwol vooraf het principe te doen uitmaken, te weten, of men al dan niet cone toelage aan de Docenten zou willen verstrekken. Stelt men in dezen geen begin sel, dan wordt dc zaak voor 't vervolg wel eenigermatc gepréjudioieerd. De V. Assen betuigt liet met den vorigen Spr. eens te zijn en wenseht in dat geval het bedrag der toelage bij de begrooting voor het aanstaande jaar te regelen. De heer Wierdsma Schik is ook v:un gevoelen, dat men nu dadelijk dient uit te maken of eene toelage, als bedoeld, al dau niet zal worden verstrekt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1865 | | pagina 2