12 RAPPORT OVER DE BEGROOTING DER INKOMSTEN EN UITGAVEN. aan te schrijven en uit te noodigen, ook aan die kleine zaken zijne oplettendheid te wijden. Hoofdstuk III, afd. I, art. 4 c. Secreten en waterplaatsen. Hieromtrent meent uwe commissie te moeten opmerken, dat zoo wel de inrigting van, ais het toezigt op de secreten en water plaatsen nog vrij veel te weuschen overlaat. Wat de inrigting betreft, meent zij, dat men zijn nut kan doen met hetgeen de ervaring elders, te Amsterdam, Rotterdam, 's Hage en bepaalde lijk te Arnhem, heeft geleerd. De inrigting dezer voor zindelijk heid en volksgezondheid zóó heilzame voorwerpen op de aange wezen plaatsen schijnt veelzins beter te zijn dan de ter dezer stede geplaatste. Aangaande het toezigt is meerdere gestreng heid van den kant der policie raadzaam. Daardoor zal het publiek, dat van de bedoelde voorwerpen gebruik maakt, als ware het, door nooddwang godrongen, loeren, ze volgens hunne wezenlijke bestemming te benuttigen en zullen er udnder vuile en der algemeene gezondheid benadeelcnde zelfstandigheden worden aan getroffen dan nu dikwijls het geval is. Iloofdst. Ill, afd. IV. Kosten van aanleg of verbetering van Gemeente-wegenenz. Over het algemeen werd de voordragt, in deze afdeeling vervat, met genoegen door de leden ontvangen. Vooral de groote werken, onder artt. 2 en 3 voorkomende, wer den als dringend noodzakelijk beschouwd. Wel was er nog een zeer enkel lid, dat die werken over twee jareu wilde verdoelen, doch de buitengewoon groote behoefte aan die werken, met het oog op den gezondstoestand in de betrokken buurt, gevoegd bij de mogelijkheid, dat de belanghebbenden bij de demping, in art. 2 bedoeld, daartoe in dezen of genen vorm het hunne zullen wil len bijdragen, deed het der groote meerderheid wenschelijk ach ten, de beide werken, die eigenlijk met de gedempte Nicuwe buren en daarop volgende gracht één geheel vormen, nu bepaal delijk in 1866 ten uitvoer te leggen. Men gaf alzoo gaarne zijne goedkeuring aan die posten, mits er ook op kon worden gerekend, dat werkelijk de uitvoering in 't volgende jaargeschiedt. Overgaande tot de overige artikelen van dit hoofdstuk, waarop aanmerkingen zijn gemaakt, vermeldt de commissie Art. 1. Verbetering van het Lekkumer-dijkje. De 2' sectie ver meent, dat hiervoor geen geld beschikbaar moet worden gesteld. Zij wenscht dezen post uit te trekken voor memorie. De grond van die meening is hierin gelegen, dat de verbetering van het Lekkumer-dijkje zeer weinig zal baten, zoolang de weg achter Snakkerburen en verder naar Lekkum en Miedum, in den tcgen- woordigen slechten toestand blijft verkccren. De verbetering van dit Lekkumer-dijkje is bovendien meer in het belang van oenige inwoners van Leeuwarderadeel dan van Leeuwarden. Intussehcn word in die sectie niet ontkend het nut dezer wegsverbctering, indien ook het bestuur van Leeuwarderadeel besluit, over Lekkum cn Miedum een kunstweg aan te leggen. Alsdan zoude geree- delijk door de gemeenten Leeuwarden en Leeuwarderadeel geza menlijk eene subsidie voor dezen wcgsaanleg van de provin-ie kunnen worden gevraagd, ingevolge het provinciaal reglement op hot subsidiëren van kunstwegen. In ne eerste en derde sectie waren deze bedenkingen niet gerezen, ofschocfci ook in laatst- gemelde sectie de vraag ter sprake was geweest, af niet eene afdoende verbetering van dit dijkje,, dat toch reeds zoo lang aan leiding tot klagten had gegeven, nog eens kon worden uitgesteld, nu er zoovéél voor andere, dringende publieke werkeu wordt gevraagd. De commhsie van rapporteurs is, na rijpe overweging, tot hetzelfde resultaat gekomen als de tweede sectie. Zij stelt p. daarom voor, genoemd artikel J. pit te trekken voor memorie. Art. 4. Bestrating ran het Oldehoofder Kerkhof. Dit artikel, in de derde sectie aangenomen bij meerderheid, werd in de tweede sectie verworpen, indien, tengevolge dier afgraving en be strating, de zich in den grond bevindende lijkkisten moeten wor den aangeraakt, waardoor het religieus gevoel van velen, ver knocht aan dcu eerbied voor ontslapenen, vrij zeker zou worden gekwetst. Met dit laatste bezwaar kan uwe commissie zich ver- cenigen. Bovendien acht zij deze bestrating niet zoo dringend noodzakelijk, dat daarvoor nog in 1866/2300 moet worden aangewezen. Wel erkent zij eenig verband tusschen deze afgra ving en bestrating met dc demping van het vaarwater daarne vens, doch zij kan niet toestemmen, dat die demping noodwendig dc bedoelde afgraving en bestrating medebrengt. Art. 5. Naamborden op de Jtoeken der straten. Hierbij werd eene aanmerking van redactie gemaakt ora liever te lezen „naam borden aan straten en pleinen." Ook werd door «en enkel lid de meening geuit, dat zij in duidelijkheid te wensehen overlaten. Algemeen werd dat bezwaar niet gedeeld. Art. 6. Publieke pompen op brandputten. Bij meerderheid werd in de derde sectie besloten, hiervoor geen post op deze be grooting toe te staanmen vond die zaak niet zoo urgent, dat dit dienstjaar ook nog daarmede bezwaard moest worden. Uwe commissie van rapporteurs echter, zich refererende aan de toe lichting van dezen post, te vinden op blad/,. 30 en 31 der me morie, is eenstemmig van oordeel, dat deze post behoort te wor den goedgekeurd. Art. 7Aanbouw van publieke, secreten "n waterplaatsenOok deze post vond bij de derde sectie tegenspraak; de commissie van rapporteurs, zich gedragende aan het te dier zake opge merkte ad art. 4c van afd. I van hoofdst. 111. ziet geen bezwaar in het verleoneu van dit erediet, dat in alle geval gering is. Art. 9. Bestrating tusschen de IVeer klonk en de Fubcrsbrug. In geene der sectiën mogt deze post goedkeuring erlangen. Men zag daarin geene noodzakelijkheid. Wei is waar, is dat pad soms in den winter niet in een besten toestand, doch langs het klinkert-paddat onmiddellijk voorde huizen ligt, kan men dien korten afstand nog al zeer goed en met betrekkelijk weinig hinder afleggen, ook al is dc weg zelf dan ni.rt best te passeren. in de derde sectie werd te regt opgemerkt, dat de singel, waar van deze weg een deel uitmaakt, toch nimmer een doelmatigcn rijdweg kau worden, ter oorzake van te weinig breedte tusschen de Weerklank en de Vlictsterbrug; hoe wensc olijk zulk een rijd weg ook sqms zal zijn voor het geval aan de rijksbrug buiten de Iiooksterpoort reparatie geschiedt, en, na verwijdering van de Verwersbrug, geen rijtuig alsdan van die zijde in dc stad kan komen. Daarna was ook die sectie gestemd tegen dit artikel. Ook de (tommissie van rapporteurs geeft in overweging dezen post te roijeren. Ten slotte wenscht zij nog aan deze afdeeling toe te voegen: Art. 12. Verbetering van het terrein voor den Kavalcrie-stal. Memorie. Iloofdst. Ill afd. VI. Kosten van de Gasfabriek, 't Schijnt nuttigaan deze afdeeling nog toe te voegen het volgend arti kel Kosten van dc vaste Raads-eommissie voor de gemeentelijke Gasfabriek 300. Hoofdst. I\ art. 1, g. Aanschafjing van een lokaal voor red dingstoestellen bij brundt Memorie. De commissie van rapporteurs erkent het wenschelijke dezer zaak en wil daarom dqn post met cijfers uitgetrokken en dan gebragt zien naar hoofdst. III afd. IV, waar hij eigenaardig behoort, in verband ook met hetgeen RAPPORT OVER 1)E BEGROOTING DER INKOMSTEN EN UITGAVEN. 13 werd opgemerkt in het rapport over dc bcgrooting voor den brandweer, dienst 1866. Hoofdst. V art. 1, litt. d en e. Vertimmering van de Turf schuur euz. en het kantoor en woonhuis van den Architect. Naar het oordeel der commissie van rapporteurs, behoort aan de hier bedoelde vertimmcringeu geen gevolg te worden gegeven, dan na het ncincn eener beslissing omtrent dc uitbreiding der Gasfabriek en de wijze, waarop die zou moeten geschieden. Zij stelt daarom voor, deze posten goed tc keuren, met de uitdrukkelijke bepaling, dat daaraan geene uitvoering wordt gegeven dan na het nemen der straks genoemde beslissing. Hoofdst. V, art. 4. Kosten wegens brandverzekeringIn de derde sectie worde door een der leden de aandacht daarop ge vestigd, dat van al dc gemeentelijke gebouwen alleen het go- mecnteluiis en dc hoofdwacht tegen brandschade waren verzekerd. Dat lid achtte dien toestand onverantwoordelijk en stelde voor, dat de sectie het wenschelijke zou verklaren eener verzekering van alle gemeentelijke gebouwen. Dat voorstel vond geen bijval. De meening werd voorgestaan, dat de tegenwoordige toestand moet worden bestendigd, omdat dc gemeente zoovele gebouwen bezit, dat zij zich zelf als ware het verzekert. Dit punt werd krachtig bestreden door daarop te wijzen, dat zoo iets mogelijk is bij gelijksoortige voorwerpen en daarom dikwijls wordt aange haald van eene bekende reederij, die zoovele schepen in dc vaart heeft, dat het eene het andere dekt, doch dat die redene ring niet opgaat bij de panden eener gemeente, waarvan het eene ligt, zoo door belending als anderzins, aan veel grooter brand gevaar onderhevig is dan het andere. Het voorstel om alle ge bouwen te doen verzekeren, verworpen zijnde, werd bij meerder heid in deze sectie besloten, aan te dringen op dc verzekering van die eigendommen, welke bij anderen in huur zijn. Met dit besluit kan dc commissie van rapporters zich niet vereenigen. Zij acht die splitsing tusschen hetgeen verhuurd is en hetgeen in eigen gebruik wordt bezeten, voor dit onderwerp irrationeel en tot niets leidende. Immers een pand, dat dc gemeente zelf bezit, kan wel veel meer behoefte aan verzekering hebben dan een of ander gebouw, door een huurder gebruikt. De commissie van rapporteurs is van, oordeel, dat de verzekering van al da gebou wen en panden, aan de gemeente behoorende, in eene solicdc maatschappij pligtmatig is, weshalve zij voorstelt, dezen post te verhoogen met ƒ1 (JOG. Hoofdst. VII, afd. IV, art. 4. De perceptiekosten voor de door het rijk afgestane gedeelten van het personeel zijn te- regt hierbij niet opgenomen. Dit zal afhankelijk zijn van de aanhangige wet. .Die wet is thans bij de Tweede Kamer der Skaten-Generaal aangenomen, zóó geamendeerd, dat de gemeen ten ter zake van die 4,5 geene perceptie-kosten aan het rijk behoe ven terug te geven. Nog wordt opgemerkt, dat het hier uitge trokken cijfer wijziging moet ondergaan, indien de dezerzijds tc doene voorstellen, nopens de opeenten, die men zal heffen, worden aangenomen. Hoofdst. VI, afd. IV, art. 8, b, c en d. Kosten, verbonden aan de bediening van drie bruggen. In al de sectiën is ter sprake gekomen de vraag, of het wel in het belang der gemeente is, dc hierbcdoelde bruggen langer bij gaardering te doen bedienen. Algemeen werd aan het beginsel van verpachting de voorkeur gegeven, te meer nu de gaai dering eenige jaren geduurd heeft en de gegadigden véér de yerpachtlng met eenige juistheid hunne berekening kunnen maken. 'Men had er niet tegen, dat bij der gelijke zaken met gaardering werd begonnen, doch achtte voort gaande, duurzame toepassing daarvan op hetzelfde voorwerp, on raadzaam. Het verschijnsel toch werd in herinnering gebragt, hoe voortdurende gaardering vermindering, verpachting daarente gen trapsgewijze vermeerdering van inkomst medebrengt. De commissie van rapporteurs kan zich met die zienswijze verccni- gen, te racer, daar het stelsel van verpachting, op de ijzeren brug bij dc Pot marge toegepast, tot gccne bezwaren aanleiding heeft gegeven. Art. 10. Kaai- en Walgelden. Hierop schijnt volgens de com missie van rapporteurs het bovenstaande omtrent verpachting te moeten worden toegepast. Vrees voor vexatie bestaat hier, als men wil, even veel en even weinig, ais bij verpachting van de marktgelden, gelijk plaats heeft. Nieuw art. 14 aan deze afdeeling toe te voegen. Met het oog op dc invoering eener belasting op de honden, schijnt het noodig hier bij tc voegen een nieuw artikel, luidende Beschrijvingskosten van de belasting op de honden ƒ25. Hoofdst. VII, afd. I, art. 1. Subsidie van de Stads-Armekamer. Bij de behandeling van dezen post werd, op het voorbeeld van eene der sectiën, hij dc commissie van rapporteurs ter sprake ge bragt dc vraag, of het al dan niet wenschelijk is, hier ter stede eene Stads-Apotheek op te rigtcn. 't Is bekend, dat jaarlijks door de Stads-Armekamcr eene belangrijke som aan medicijnen wordt betaald, eene som die in de jaren der koorts-epidemie eene verbazende hoogte bereikte. Niet alleen echter de Stads Armekamer, neen, alle instellingen van weldadigheid hebben jaarlijks belangrijke uitgaven voor medicijnen. Nu schijnt het uwer commissie van rapporteurs een aantrekkelijk denkbeeld, dat hier ter stede worde opgerigt eene Stads-Apotheek, waarvan alle instellingen van weldadigheid gelijkelijk profiteren, met uit sluiting van alle particuliere leverantie. Van de eene zijde zoo veel mogelijk het zich bewegen op het terrein der particuliere nijverheid willende voorkomen, acht men van de andere zijde de besparing, die men zich hieruit belooft, belangrijk genoeg om dezen stap tc wettigen, 't Behoeft naauwelijks vermelding, dat voor de armen zelve en den spoed, waarmede zij worden bediend, het bezit eener Stads-Apotheek, uitsluitend voor hen werkende, eene gansch niet verwerpelijke zaak is. De commissie van rapporteurs herhaalt: zij noemt dit een aantrekkelijk denkbeeldzij zou zich aan overijling schuldig ma ken, indien zij een voorstel daartoe reeds nu deed. Maar wat zij wenscht is een onderzoek, een naauwkourig gezet onderzoek naar de vermoedelijke uitkomsten van dusdanige zaak. Op der gelijk onderzoek werd, naar men meent, hij herhaling door hce- ren voogden der Stads-Armekamer aangedrongen, doch tot he den' zonder gevolg. Dc commissie van rapporteurs stelt mits dien voor, te besluitentot het benoemen eener raads-commissie, ten einde een onderzoek in te stellen naar het doeltreffende eener Stads-Apotheek en hare werking op andere plaatsen, en den raad den uitslag van dat onderzoek mede te deelen. Hoofdst. VII, afd. I, art. 14c. Onderhoud van het Soephuis. De commissie van rapporteurs is van meening, dat deze post moet worden overgebragt naar hoofdst. Ill, afd. I. Hoofdst. VII, afd. II, art. 1 b. Toelagen boven de jaarwedden volgens art. 10 der bepalingen. In de eerste sectie is besloten, dat deze som kan worden verlaagd wegens het klein getal leer lingen (12), tengevolge waarvan dieze uitkeering nimmer tot 1000 kan klimmen. Er genieten, volgens eene in de le sectie door een der leden gedane opgaaf, onderrigt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1865 | | pagina 3