14 RAPPORT OVER DE BEGROOTING DER INKOMSTEN EN UITGAVEN. op de rectorschool 2 conrector 4 praecept. 6 12. Nu geniet de rector, volgens art. 10 der bepalingen 2X2448.00. de conrector 4 X 20- 30.00. de praïceptor 6 X 16 - 96.00. Zamen 224.00 De docent in de nieuwe talen geniet gelijkelijk 224.00. de docent in de wiskunde- 112.00. maakt te zamen 560.00. Dit onderdeel b van liet artikel zal alzoo met ƒ600, kunnen worden bestreden, weshalve de commissie van rapporteurs voor stelt, die som daarvoor uit te trekken en het voorgedragen bedrag alzoo te verminderen met 400. Iloofdst. VII, afd. II, art. lc. Verdere kosten van het onder wijs {op het Gymnasium). Onder deze som begrepen zijnde 195 voor premiën, wilde de meerderheid der eerste sectie Curatoren verzocht hebben, minder geld aan premiën te besteden, ook al met het oog op het klein getal leerlingen. De commissie van rapporteurs daarentegen, in aanmerking nemende, dat art. 29 der bepalingen omtrent het Stedelijk Gymnasium. Curator*11 vrijheid laat zelfs ƒ300 voor premiën te besteden, acht het niet raad zaam, dergelijke wenk aan het collegie van Curatoren te doen, omdat men van dat collegie mag en moet verwachten, dat het ten deze met de roodige behoedzaamheid zal te werk gaan. Iloofdst. VIII afd. III. Pensioenen enz. Artt. 1 en 3. Bij de memorie van toelichting op hoofdst. XI, onvoorziene uitgaven, wordt er op gewezen, dat bij de afschafling der verbruiks-belastingeu versterking dezer twee art kelen zal noodig zijn. Vermits zij echter op het „onvoorzien" zijn gereserveerd acht de commissie van rapporteurs het onnoodig, reeds nu verhooging voor te stellen. Hoofdst. IX, afd. III, art. 1«. Prijzen voor de harddraverijen in de kermis en bij de voor jaar s-paar denmarkt, ƒ460. De afschaf fing van den stedelijken prijs voor de voorjaars-harddraverij, ter gelegenheid van de paardenmarkt, is in de eerste sectie bespro ken en een voorstel, daartoe in de tweede sectie gedaan, afgestemd. De meerderheid der commissie van rapporteurs wenscht tot die opheffing over te gaan, tengevolge waarvan deze post met,/* 160 zou kunnen worden verminderd. Zij grondt zich daarop, dat de ge meente weinig of geen belang bij deze harddraverij heeft, ver mits daardoor in den regel weinig vreemdelingen worden uitge lokt, deze gemeente te bezoeken. De minderheid der commissie van rapporteurs wenscht echter deze gemeentelijke harddraverij te behouden, omdat die bepaald zekere vermaardheid heeft, zich eigenaardig aan de paardenmarkt aansluit en de vroeger plaats gehad hebbende opheffing bij vele liefhebbers van paarden onte vredenheid heeft verwekt. Iloofdst. IX, afd. III, art. 2. Subsidie aan het stedelijk muziekkorps ƒ1300. De commissie van rapporteurs constateert, dat hier een abuis is ingeslopen, in het cijfer namelijk, hetwelk moet zijn ƒ2200, welke toelage bij het jongste Raadsbesluit voor het ste delijk muziekkorps is toegestaan. Behalve dat de commissie van rapporteurs liever bij dit artikel voor het woord „subsidie" zou willen lezen „toelage", kan hare meerderheid zich niet ver eenigen met het besluit der eerste sectie, om dit bedrag nog met 300 te verhoogen. Zij is van oordeel, dat de Raad moeijelijk eene jaarlijksche uitgaaf van ƒ2500 voor muziek kan verantwoor den. Hadden wij over ruime fondsen te beschikken, de verhoo ging ware misschien te verdedigen, maar waar, gelijk hier, zoo veel door de ingezetenen in den vorm van belasting moet wor den opgebragt, schijnt deze verhoogiug onraadzaam. Men houdc wel in 't oog, 't betreft hier eene zaak van genoegen, die al bijzonder weinig nuttigheid heeft. Daaraan jaarlijks reeds,/'2200 te besteden, schijnt wel de uiterste limiet te zijn. Men meent zich dan ook tc herinneren, dat destijds bij de vaststelling der ƒ2200, van den kant der voorstanders is te kennen gegeven, dat daardoor eene som werd verstrekt, die den Raad, althans in den eersten tijd, zou vrijwaren van alle verdere aanzoeken tot verhooging. Inkomsten. Hoofdst. II, afd. II, art. 1. Zoowel in de 3e sectie als bij dc commissie van rapporteurs, is in het brcedc de vraag behan deld, of in de begrooting zal worden aangebragt de volle */5 van de opbrengst der rijks-personele belasting van Mei 1866 tot Mei 1867, of wel slechts zóóvele tiende gedeelten als feitelijk in het maatschappelijk dienstjaar 1866 inde gemeentekas worden gestort. Beval het laatste zich aan uit het oogpunt eener naauwkeurige afscheiding van dienstjaar in het gemeentelijk financiëel beheer, van den anderen kant is het waar, dat de gemeente op 1 Mei 1866 op het volle 4/5 aanspraak heeft, al wordt dat ook bij ge deelten ontvangen. Daarbij komt, dat het hier geldt een blijven- den toestand, zoodat het in werkelijkheid weinig afdoet, dat van den kant der gemeente in 1866 reeds eenigermate wordt gean ticipeerd op 1867. Dit zou alleen dan gevaarlijk zijn, als het een middel van inkomst betrof, dat minder zeker was, ja tc eenigcr tijd in het geheel niet meer zou kunnen worden ontvangen. Zoodanig geval bestaat hier niet. 's Lands wetgever heeft een duurzamen toestand in het leven geroepen. Ja zelfs, al- zou men zich intrekking van den maatregel kunnen voorstellen, des neen, dan toch zou die niet plotseling geschieden, maar in allen ge valle ook het dan laatste jaar volledig aan de gemeenten worden uitgekeerd. Hoewel nu de derde sectie had besloten, slechts in deze begrooting aan te brengen T/l0 van de genoemde en van de opcenten, zulks bepaald ordeshalve, omdat dat bedrag mag worden geacht in 1866 werkelijk in de gemeentekas tc zullen vloeijcn, heeft toch dc commissie van rapporteurs gemeend de der personele belasting en de opcenten over een vol jaar, in deze begrooting te moeten aanbrengen. Wel is waar zullen nog bovendien gedurende vier maanden van 1866 vcrbruiks-belastingen worden geheven en genoten, doch het buitengewoon groot bedrag van ontvangsten, door een en ander verkregen, zal kunnen dienen zoowel ter mede-bekostiging van de voorgenomen groote werken, als ter vermijding der gftld- leening, waartoe onder hoofdst. V afd. I, art. 1voordragt wordt gedaan. Iloofdst. II, afd. II, art. 2a. 525 opcenten van af 1 Jan. tot uit. April 1866. In de derde sectie werd door den Voor zitter, namens B. en IV., medegedeeld, dat over dc hierbedoclde opcenten reeds is be«chikt voor de loopendc dienst van 1865 en deze dus in de rekening over 1865 zullen worden verant woord, zoodat zij niet op nieuw als middel van inkomst voor 1866 kunnen worden geraamd. Er is in dit opzigt eene mis stelling in het ontwerp-begrooting en deze post art. 2a moet worden gcroijeerd. De commissie van rapporteurs constateert hier dat feit, haar door den rapporteur der 3e sctie medegedeeld. Afd. II zal nu zijn zamcngesteld, als volgt RAPPORT OVER DE BEGROOTING DER INKOMSTEN EN UITGAVEN. 15 Art. 1. V5 van de opbrengst der rijks-personeele belasting over het jaar, loopende van Mei 1866 tot Mei 1867 64,911.56. Art. 2. 50 opcenten op de hoofdsom der perso- neele belasting- 32,455.78. Totaal der Ilde afd. 97,367,34. De commissie van rapporteurs, zich, wat deze opcenten be treft, willende bewegen beneden het door haar bij het rapport aangaande het belastingstelsel voorgedragen maximum van 60,, heeft gemeend voor dit jaar 50 opcenten te moeten voorstellen in tegenstelling van hare minderheid, die slechts 40 opcenten wilde met cvemedige verhooging alsdan van afd. IV van dit hoofdstuk. Afd. IV. Hoofdelijke omslag. In verband met het boven staande wordt voorgesteld, voor dit jaar een hoofdelijken omslag te heffen ter somma van80,000 waar af voor oninbare posten 2 pet- 1,600, blijft ƒ78,400. Gelijk de commissie hierna zal trachten aan tc tooncn, zul len de hier gestelde sommen voldoende zijn. Afd. VI art. 1. Belasting op de- honden. Ilicr aan te bren gen 1000. Afd. VIII art. 2. Opbre?igst van den tol op den weg vanleeu- warden naar Hijuni. In de derde sectie werd terug gekomen op deze tolheffingdc minderheid in de sectie wenschtc reeds r.u bij het bestuur van Leeuwarderadeel aan te dringen, om, bij expiratie der pacht, dien tol niet op nieuw te heffen, welk voor stel vroeger schipbreuk geleden had. De meerderheid in de sectie achtte het geschikte tijdstip daarvoor nog niet gekomen. Ook de commissie van rapporteurs kan zich met de laatste opi nie het best vereenigenzij gelooft, dat het nog tc kort geleden is, dat Leeuwarderadeel zich ongunstig op dusdanig voorstel verklaard heeft, om daarop reeds r.u terug te komen. Art. 3, g, h, i. Opbrengst van drie bruggen bij gaardering, en art. 7 opbrengst der kaai- en walgelden. Ilierop is van toe passing wat nopens de verpachting dezer bruggen is gezegd bij de uitgaven hoofdst. VI afd. IV art. 8, b, c en d. Art. 5. Opbrengst van de Stads-Waag. Hierbij werd in de le sectie gevraagd, of er ook bepaalde reden voor waren aan te wijzen, waarom de aanvoer van kaas aan de Waag alhier van lieverlede afneemt. Indien dit zou zijn toe te schrijven aan de inrigting der Waag, dan zou redres van overheidswege kunnen baten. Vermits echter de vraag in de sectie niet volkomen werd beant woord, heeft de rapporteur dier sectie de vraag bij de com missie van rapporteurs herhaald. Daar was men van oordeel, dat die omstandigheid voornamelijk moet worden toegeschreven aan de concurrentie van verschillende, opkomende wagen, meer in het centrum der kaasmake.ij gelegen. Intusschen wordt de zaak aan de aandacht van B. en W. aanbevolen. Art. 9, d en e. Opbrengst van schoolgelden. In de 2e sectie was de meerderheid van oordeel, dat deze schoolgelden welligt zouden kunnen worden verhoogd met dien verstande, dat, indien er meer kinders van hetzelfde huisgezin ter school gaan, dat schoolgeld in evenredigheid vermindert. Ook in de 3e sectie is verhooging van schoolgelden op deze scholen besproken, doch niet gedeeld door de meerderheid, die dan den maatregel tot meer scholen wenschte Ie zien uitgebreid. De meerderheid van de commissie van rapporteurs kan zich niet vereenigen met Bijvoegsel tot de Provinciale Friesciie Courant. die verhooging, zelfs niet met dc restrictie, daaraan in de 2e sectie toegevoegd. Zij houdt het daarvoor, dat het lager ouder wijs zoo min kostbaar mogelijk moet zijn, opdat ieder daarvan kunne profiteren. Hoofdst. Ill art. 1. Baten en opkomsten spruitende uit voor werpen aan de gemeente in eigendom belioorende. Aan het slot der toelichting van dit artikel (Memorie bl. 10) zal voor litt. m moeten worden gelezen w, terwijl dan litt. w moet wegvallen, vermits men meent, dat enkel het land sub litt. x moet worden verhuurd. Art. 2 litt. m. Iluur van de voormalige Infirmerie in de Kleine Kerkstraat. In de le sectie is de vraag gerezen, of het niet voordeeliger zou zijn, dit pand, dat slechts ƒ65 huur af werpt, op meer voordeelige wijze te benuttigen De commissie van rapporteurs meent daarom aan B. en W. die vraag in over weging te moeten geven. Art. 3. Iluur van den Stads- of Prinsentuin. Hoewel de commissie van rapporteurs niets wenscht te kort te doen aan het beheer van B. en W. over de abonnements- en entree-gelden, welke in den Stads- of Prinsentuin worden ontvangen, en waaruit dc vermakelijkheden aldaar moeten worden bestreden, acht zij het toch ordeshalve van belang, dat van dat beheer eerlang rekening en verantwoording aan den Raad worde gedaan, opdat ook deze den stand dier zaak zal kunnen beoordcelen. Hoofdst. IV. Ontvangsten van verschillenden aard en toevallige baten. Naar het oordeel der commissie van rapporteurs, belmo ren in dit hoofdstuk nog pro memorie te worden vermeld twee ontvang-posten, tls lo. Koopsom van eene zekere hoeveelheid grond, ten behoeve van den spoorweg HarlingcnGroningen. 2o. OntvaDg van de Bank van Leening, uit het bij die instel ling aanwezig en tot nu toe verbleven reservefonds. Naar de meening der commissie van rapporteurs bestaat er geene de minste reden om dat overschot langer in zijn geheel bij do Bank van Leening te laten berusten, maar zijn er allezins termen voor om, overeenkomstig de bevoegdheid van den Raad, over het geheel of een deel dier reserve voor de dienst van 1866 te beschikken. Hoofdst. V. Geldleening. Gelijk hier boven is gezegd, zal deze geldleening, wordt het stelsel der commissie van rapporteurs aangenomen, kunnen worden gemist. Om dit aan te toonen en tevens te doen uitkomen, dat er naar het voorgedragen stelsel evenwigt is tusschen ontvangsten en uitgaven, moge strekken dc volgende Staat: De uitgaven der begrooting bedragen 379,005.54 Volgens het gevoelen der commissie worden ze ver minderd met 6000 wegens minder openb. werken, en - 300 presentie-geld van de Raadsl. ƒ6300. en vermeerderd met 900 muziek. - 500 Architects-tractement. - 300 kosten der gas-eomm. - 1000 brand-assurantie. 2700, zoodat de geheele verc mindering is3,600.00. moet alzoo worden voorzien in de uitgaaf van - 375,405.54 4

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1865 | | pagina 4