88 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 9 Nov, 1863. De heer Bmlnsma deelt de racening van de voorgaande spre kers niet en beschouwt de betrekking van burgemeester uit een gansch ander standpunt, namelijk uit dat van ambitie, en als eene be trekking waarvan men den diensten niet betaaltmaar waarvoor men eenige vergoeding geeft. Verhoogt men de tegenwoordige jaarwedde, dan zou het kunnen gebeuren dat zich daarvoor per sonen opdeden die men volstrekt niet zou begeercn, dan koopt men een burgemeester. Evenmin als eene geneeskundige com missie in tijden van cholera of andere epidemie, voor hare dien sten wordt betaald, evenmin kan en mag men een burgemeester naar eisch bezoldigen. De heer Attema Een der rapporteurs heeft voorgesteld eene verhooging tot op ƒ2400; de meerderheid der commissie achtte dit voor het oogenblik onraadzaam, uit het oogpunt van oppor tuniteit. Men heeft zich afgevraagd, is het wel het geschikste oogenblik om tot verhooging over te gaan en men heeft dit niet kunnen toestemmen, omdat het den schijn zou krijgen, dat men een burgemeester wil koopen. Men zou dusdoende eene premie uitloven om de vacature opgeheven te krijgen en daartoe toch, preteert zich die betrekking niet. Die betrekking moet "begeerd worden, niet om de daaraan verbonden wedde maar om den aard der betrekking zelve. Eene verhooging tot ƒ2400 zou daarenboven zeer onvoldoende zijniemand die de betrekking van burgemeester van Leeuwarden bekleedt moet een inkomen hebben van minstens 4000 en om de jaarwedde tot dat bedrag te verhoogen, daarvan vertrouwt Spr. zullen, vele leden wel gecne voorstanders zijn. Men heeft eene vergelijking gemaakt met de wedden aan het bewuste ambt in andere gemeenten buiten Priesland gelegen, verbonden Spr. moet evenwel opmerken dat dit luide voor het gevoelen der meerderheid van de commissie spreekt, in aanmerking genomen, de onderscheiden toestanden, het verschil in bevolking en de aan sommige der opgenoemde gemeenten eigenaardig verknochte duurdere wijze van leven ook moet men niet uit het oog verliezen dat de geciteerde plaatsen allen buiten Eriesland gelegen zijn en dat dus niet naar gelijke maatstaf moet gerekend worden. In deze provincie bestaat ten aanzien der bewuste tractementen, een verband door de vaststel ling daarvan in der tijd door het gewestelijk bestuur dat be stuur zal zich bepaald tegen pavtiecle verhooging verklaren, om dat dein het verband verbroken zou worden, van daar dan ook het besluit omtrent het tractcment van den secretaris. De Raad van Leeuwarden behoeft zich echter daardoor niet te laten af schrikken om, dit noodig achtende een zoodanig voorstel te doen, maar het is beter dit later te doen. De heer "Wiersma zegt dat de noodzakelijkheid tot betere be zoldiging in verhouding tot de behoeften, in de daad bestaat liet is eene algemeenc klagte, hoe goedkooper het geld wordt, hoe gegronder die noodzakelijkheid, Wat wil men intusschen doen, het tractement ^an 1800 op ƒ2400 brengen? 'tzal zijn een drupje aan de emmer. Zal de burgemeester van Leeuwarden leven en handelen op eene wijze als welke het publiek aange naam is, dan wordt het doel door die verhooging tot ƒ2400 niet bereikt. Maar bovendien de wet verbiedt hieromtrent een besluit te nemen, men kan de wedde als begrotingspost behan delen, doch wil men verhooging, dan handele men overeenkom stig art. 73 der Gemeentewet, waarbij is bepaald, daft de burge meester «ene jaarwedde geniet die door Gedeputeerde Staten, nadat de Raad is gehoord, onder 'sKonings goedkeuring wordt vastgesteld. Men zal er een punt van beraadslaging van kun nen maken, men kan een verzoek tot verhooging aan heeren Ged. Staten rigten, maar dc post van ƒ1800 te veranderen, lig? buiten des Raads bevoegdheid, die beslissing hangt niet vau hem afmen kan enkel wensehen en een voorstel doen. Bovendien moet hij opmerken dat dergelijke, nuttclooze, beraadslagingen den tijd rooven, die men aan de vele cijfers, welke dc onderwerpe- lijke bcgrooting aanbiedt, heeft te wijden. De heer DuparC zegt, ook met het oog op die vele cijfers kort te zullen zijn hij meent evenwel te moeten observeren, dat ook hij art. 73 niet over het hoofd heeft gezien hij is intus schen van oordeel, dat de behandeling van de janrlijkschc be grooting die, om een handelsterm te bezigen, als een reseontre- dag beschouwt, dergelijke beraadslaging veroorlooft. Daarop wordt de betrekkelijke begrootingspost eenstemmig aan genomen. Iloofdst. I, afd. I, art, 2. Jaarwedde van drie Wethouders De heer van Assen geeft te kennen met verrassing uit de memorie van beantwoording van B. cn W. te hebben ontwaard, dat een voorstel tot benoeming van een' tijdel ijken wethouder van den kant van het Collegie zelve, in de eerstvolgende verga dering van den Raad zal worden gedaan. Spr. zegt met ver rassing, omdat een in der tijd door hem gedaan voorstel tot die benoeming, destijds door het Collegie niet werd gegouteerd doch hoe dan ook, hij acht zich nu bevredigd en dankt het Collegie dat het nu zelf die zaak als urgent beschouwt. Iloofdst. I, afd. I, art. Ia. Jaarwedde van den Architect. Nadat het voorstel van de commissie van rapporteurs om die wedde, in stede van op 1G00, zoo als door B. cn W. bij hun vroeger vermeld voorstel werd voorgesteld, te bepalen op 1800, zoomede de memorie van beantwoording daaromtrent van B. en W. was gelezen, brengt de Voorzitter het voorstel der commissie in behandeling, De heer van Assen verklaart zich niet te kunnen vereenigen met de zienswijze van B. en W., daar waar deze in hunne me morie beweren dat het verband tusschen de wedden van de ver schillende gemeente-ambtenaren, zoo noodzakelijk, zoude wor den verbrokenbijaldien het primitief gedaan voorstel in den, door rapporteurs aangegeven zin wordt gewijzigd. Dat verband wordt immers evenzeer door ƒ1600 als door 1800 toe te kennen, verbroken. Het is hier maar de vraag komt hem verhooging toe en spreker antwoordt ja. Zal men 500 verhooging geven? en Spr. antwoordt nogmaals ja, want dit is niet als onbillijk te beschouwen, wanneer men acht slaat op de jaarwedde aan den directeur der Gasfabriek toegelegd. Deze moet zijn een wetenschappelijk menseh, een architect voor deze gemeente, niet minder, want de gemeente heeft bij zulk een ambtenaar het grootste belang. Spr. heeft de persoon van den architect steeds met de meeste onpartijdigheid gade gesla gen en dan is hij tot de conclusie gekomen dat eene be zoldiging van ƒ1300 niet is in overeenstemming met den aard en omvang der werkzaamheden aan de architectuur ver knocht, en evenmin in verhouding met de bezoldiging elders aan dien ambtenaar toegelegd. Dc tegenwoordige titularis kan zich, tengevolge de hem opgedragene vele werkzaamheden, niet onledig houden iets voor particulieren te doen, kan zich niet met private ondernemingen inlaten. Spr. zou zelfs geneigd zijn, de verhooging tot 2000 uit te strekken, doch dan is dc sprong, hem te groot. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 9 Nov. 1865. 39 Dc heer Tigler Wijbrandi verklaart ook voor verhooging tc zijn maar niet tot zulk een bedrag als de commissie voorstelt. Eene bezoldiging van 1600 met daarteboven genot van vrije woning, komt hem voor eene goede belooning te zijn, en men vcrlieze niet uit het oog dat de heer Romein bovendien nog 200 als Opperbraudraeester geniet. De heer Jongsma is ook voor verhooging, doch niet to^ 1800 cn zal dus tegen het voorstel der commissie stemmen. Eene gewenschte evenredigheid zou zoodoende, tc zeer worden verbroken en het zal aanleiding geven dat ook andere, meer ondergeschikte ambtenaren, op die verhooging zich beroepende, met dergelijke requesten voor den dag zullen komen, zooals nu reeds het geval is met den onder-architect. De heer Bloembergen, Een gelijksoortig motief als de heer van Assen zal weerhouden om eene nog hoogere bezoldiging voo- te stellen, zal Spr. beletten om zich bij het voorstel van de com missie te voegen; eene verhooging tot op 1800 is naar het oordeel van Spr. te groot een sprong. Het motief, als zoude het verband door ccne verhooging tot 1600 toch reeds worden verbroken, kan vervallen, wanneer de Raad zal kunnen instemmen met de bereids aanhangige en nog te doene voorstellen tot ver hooging der tractementen van sommige andere ambtenaren. Wan neer de bezoldiging op 1800 wordt gesteld dan i« de sprong in de daad te groot. Men verlieze niet uit het oog het tegen woordig tijdperk van overgang betrekkelijk de finantien der gemeente en bedenke dat men in opzigt tot de voorgestelde verhoogingen met omzigtigheid dient te werk tc gaan. Verhooging van de jaarwedde van den Architect acht hij wel aannemelijk, doch niet hoogcr dan 1600. De heer Meursinge verklaart voor de verhooging tot op 1800 te zijn op grond dat de vele werkzaamheden verknocht aan zijne betrekking, den Architect verhinderen oenig werk voor particu lieren te verrigten. Gaarne zou hij zien dat de verpligting werd opgelegd ora geene andere, dan de werkzaamheden uit zijne betrek king voortvloeijende, te mogen verrigtendoch ook dit daarge laten, acht hij eene wedde van 1800 niet overdreven, in aan merking nemende, dat een Architect in den regel 5% van het bestcede werk genietbetaalde de gemeente den Architect op die wijze, het zou vrij wat hooger aanloopen. De heer Attema. De argumenten tegen het voorstel van de commissie aangevoerd hebben Spr. niet kunnen overtuigen. Het is noodig dat men een goed ambtenaar aan cle gemeente ver binde. Het bijgebragt motief als zoude het verband in zake de bezoldiging ook van andere gemeente-ambtenaren verbroken wor den, klinkt wel eenigermate als een argument, doch is het bij eene meer dan oppervlakkige beschouwing toch niet. Een archi tect toch moet zijn een wetenschappelijk ontwikkeld man en is als zoodanig niet te vergelijken met cenig ander gemeente-ambtenaar, staat in zoover boven het kader van gemeente-ambtenaren, als op een zelfstandig standpunt, en dan is eene verhooging met ƒ500 niet te veel. Men heeft gewaagd van de bclooning als opperbrandraeester, maar het vervullen dier betrekking is eene geheel vrijwillige omstandigheidhet toeval wil dat juist de architect is oppcrbrandmccster. Het geopperde argument zou dus wel kunnen pleiten tegen den heer Romein, niet tegon den architect. De heer Brunger beaamt geheel het door den heer Attema gesprokene. De betrekkingen van architect en opperbrandraeester zijn twee van elkander tc scheiden zaken en mogen bij de be oordeeling van de onderwerpelijke tractementsverhooging niet in aanmerking worden genomen. Spr. schroomt dan ook niet ora voor de verhooging tot ƒ1800 te steramen en tc verklaren ge neigd te zijn op een volgend jaar nog eene verhooging met,/1200 te willen toepassen. Als opperbrandmeestcr zoowel als in hoedanig heid van architect, is de heet Romein eene specialiteit, als zoo danig kent Spr. hem bij ervaring. De heer Tigler Wijbrandi releveert dat hij van de belooning als opperbrandraeester heeft gewaagd, niet als zoude zulks ver bonden zijn aan de betrekking van architect, maar enkel ten bewijze dat de tegenwoordige architect, nevens die betrekking nog eene bekleedt waaraan geldelijke belooning verbonden is. De heer de Haan verklaart tot de minderheid van de com missie te behooren en geene verhooging tot ƒ1800 tc hebben gewild, niet met het oog op den heer Romein, maar uithoofde van zijn standpunt als lid van den Raad. Men heeft gewaagd dat de tegenwoordige architect is eene specialiteit, maar Spr. beweert dat elk gemeente-ambtenaar die door eerlijkheid, troujv of bekwaamheid uitmunt, evenzeer als eene specialiteit is aan te merkeneen ieder kan dit in zijne betrekking of bediening zijn. Intusschen is het tractement van den secretaris niet hooger dan 1800, dat van andere, evenzeer verdienstelijke ambtenaren veel lager. In aanmerking nu nemende de tegenwoordige tractemen ten, komt hem eene verhooging tot 1600 allezins voldoende voor. Wordt later eene algeraeene progessie in de tractementen der ambtenaren noodzakelijk, mogelijk er dan termen bestaan om ook ten deze meerdere verhooging te verleenen. De heer van Assgh zegt voorts dat de reden, waarom hij voor het toekennen eener fliuke verhooging is gestemd, deze isAls er ooit sprake kan zijn, van eene betrekking waarbij vertrouwen moet worden geschonken, dan is het die van den Architect, maa r dan moet ook de bezoldiging dienovereenkomstig worden gere geld. Spr. wil gaarne betuigen, nimmer een goedkoop lid van den Raad te zijn geweest cn het nooit te zullen worden omdat hij van oordeel is dat men talenten behoort te betalen. Het voorstel van de commissie van rapporteurs wordt hierop in rondvraag gebragt en met 11 tegen 9 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren Zeper, Bruinsma, Bloembergen, Gorter, Tiglei Wijbrandi, Hommes, de Haan en Jongsma. Het voorstel van li. en W. is alzoo in dien zin gewijzigd aan genomen, dat de jaarwedde van den Architect op 1800 is bepaald. Ten aanzien van art. 1b. Jaarwedde van den onder-Archi tect, geeft de Voorzitter te kennen, dat het van dien ambte naar ingekomen verzoek om verhooging van tractcment, bij B. cn W. in beraadslaging is en later zal kunnen worden behandeld. Aangaande art. 8a. Jaarwedde van de ambtenaren der ■plaatse lijke Secretariedeelt dc Voorzitter mede, dat het Collegie had gewenscht bij de behandeling van dezen post reeds een voorstel tot verhooging der tractementen te doen, doch dat het daarin door omstandigheden werd verhinderddat het voorstel zelf gereed is, dat het bedrag der voorgedragen verhooging een cijfer be loopt van ƒ920 cn dat hij derhalve voorstelt om, in afwachting van de te nomen beslissing hieromtrent, dit art. met ƒ1000 vermeerderd vast te stellen. De heer Bloembergen is van meening het verkieslijker mag worden geacht de post op onvoorzien te reserveren, ten einde die daaruit te versterken bijaldien het betrekkelijk voorstel de goedkeuring der vergadering erlangt. De heer Meursinge is van oordeel het best zal zijn dezen post zelf tot later aan te houden, en die dus noch te behandelen noch op onvoorzien te reserveren. Bijvoegsel tot de Provinciale Eriescjue Courant. 11

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1865 | | pagina 3