72
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Donderdag 14 Dcc. 1865.
doende komt men van zelf in nadere correspondentie met den
Minister, betreffende de regeling der verdeeling van den halven
stal, mogelijk ook nog met andere zaken men bindt den Minister
meer, en er is een begin van uitvoering.
De heer Meursinge ondersteunt de zienswijze van den heer
Bloembergen er bestaat mogelijkheid tot verwisseling van rni-
nisteriën, bovendien men heeft de ervaring, hoe weinig op be
loften van vroegere Ministers was te bouwen; hij is daarom van
oordeel het tegenwoordige aanbod niet af te slaan beter iets
dan niets. Eene acceptatie van het aanbod is tc meer aan te
prijzen omdat de bepaling in het betrekkelijk contract „tot mili
tair gebruik," zeer rekkelijk is en art. 3 bovendien genoegzamen
waarborg voor den Minister oplevert, om het voortdurend ge
bruik van de gebouwen te behouden. Immers het hangt geheel
van de zienswijze des Ministers af, of het overgedragene al dan
niet meer voor de militaire belangen noodig is te achten waar
lijk het is beter de afstand van den halven stal dadelijk aan te
nemen, dan te weten dat men de bestemming daarvan kan aanwijzen.
Die bestemming nu zelve te bespreken, acht Spr. buiten het te
genwoordig te behandelen onderwerp.
De heer Duparc verklaart met genoegen de twee leden der
commissie te hebben gehoord. De inlichtingen, waarvan hij sprak,
heeft hij wezenlijk niet zonder moeite verkregen, maar hij ver
klaart nogmaals het aangevoerde misbruik bestaat. Ilij is het
met den heer van Assen niet eens, dat, om de stallen geheel
terug te krijgen, met goed gevolg de weg van regten jegens den
Minister zou kunnen worden ingeslagen, want ook hij erkent,
dat art. 3 een krachtig wapen in de hand des Ministers is.
Maar waar sprake is van misbruik en schending van contractuele be
palingen wenscht hij die feiten niet onopgemerkt te laten en
eene herhaling daarvan te voorkomen. De ongeneigdheid van
den Minister om de stallen in hun geheel terug te geven, heeft
hem intusschen niet bevreemd, want hij is steeds van gedachte
geweest en heeft het meermalen uitgesproken, dat de Minister
nimmer eene zoodanige concessie heeft willen doenhij was
steeds van oordeel, dat Z. Exc. de stallen en manége te Leeu
warden beschouwde als een soort pied a terrc, om daarvan in
eventuele gevallen gebruik te kunnen maken. Spr. erkent voorts,
dat de gemeente er wel belang bij heeft om het aanbod aan te
nemen, want de Minister zal, op grond van het door Spr. aan
gevoerde, toch wel nimmer tot den afstand van het geheel wil
len overgaan. Hij wenscht nogmaals op tc merken dat de Raad,
lettende op de bepaling van art. 2 van het contract en het.
gebruik der gebouwen tot andere doeleinden, niet met stilzwij
gendheid mag voorbijzien, dut men dus tegen de bepaling in
handelt; Spr. komt nog eens terug op de beweerde welwillend
heid des Ministers. Zelf ongenegen om, ondanks herhaalde toe
zeggingen, hier vast kavalleric-garnizoen te vestigen, den
Raad ongenegen vindende, om, ter verkrijging daarvan, op nieuw
opofferingen ten koste der ingezetenen te doen, kon <le Minister,
om althans eenig figuur tegenover den Hoad, tegenover de pu
blieke opinie te maken, wel niet anders handelen dan nu ge
schied is. Hij kon mocijelijk, nu hij slechts beoogt 25 paarden
te stallen in een gebouw, geschikt en bestemd voor 240 paar
den, dat gebouw langer geheel voor zich behouden. Spr. wenscht
steeds gaarne den humanen, den zachten weg te bewandelen,
maar het regt der gemeente moet daaronder niet lijden.
De heer Brninsina vreest ook dat de bepalingen van het con
tract niet toelaten met vrucht eene insinuatie te doen. Wan
neer men. het oog vestigt op art. 3, dan is de Minister in zijn
regt, wanneer hij dc stallen enz. voor het belang van de dienst
noodig achtdoch ook de Raad kan wijzen op het gestipuleerde
in art. 2. Ook hij vreest dat men nimmer een geheelen afstand
zal kunnen verkrijgen, en zal zich daarom vereenigen met het
voorstel van de commissie, gewijzigd in den geest van het amen
dement van den heer Bloembergen. Het onderhoud der ge
bouwen is inderdaad zeer gebrekkig en eene onmiddellijke in
bezitstelling van het aangebodene is waarschijnlijk meer iu het voor
deel der gemeente. Spr. geeft evenwel in bedenkiug, om de
conclusie nog ccnigzins te wijzigen behalve de stallen toch, be
staan er op het errein aan den kant van dc Ee nog meerdere
gebouwen die men zou kunnen benuttigen, en dc mogelijkheid
bestaat, dat men ook die geheel of ten deele zou kunnen ver
krijgen. Hij zou daarom willen voorstellen om B. en W. uit tc
noodigen, om bij de aanvraag aan den Minister, tevens aanzoek
te doen om zoo mogelijk ook van die gebouwen in dc overdragt
tc begrijpen. Het is mogelijk dat de Minister niet meer beschik
baar wil houden dan de uoodigc stalruimte en de manege, en
in dat geval zou men de andere gebouwen ook kunnen verkrijgen.
De heer Voorzitter merkt ten aanzien van het gesprokene
door den heer Bruinsma op, dat de Minister volstrekt gcene
aanduiding doet van het gedeelte dat hij zou willen afstaan.
Nu komt het hem voor, dat het gedeelte, grenzende aan de ma
nege eigenaardig door het rijk in bezit zal worden gehouden, en
dat dus het oostelijk gedeelte van den stal aan de gemeente zal wor
den terug gegeven. Wanneer men nu neemt dc helft in door
snede genomen, van af het plein tot aan den achterkant bij het
water, dan treft men daar ecnige kleine gebouwen aanbe
staande in eene smederij, een ziekenstal enz. naar zijn oordeel
is dit eene zaak van uitvoering, die op eene gemakkelijke wijze
zal kunnen worden geregeld. Spr. i9 er evenwel niet tegen dat
men die aanvrage doet. Hij wenscht echter nog op te merken,
aangaande het gebruik maken van de stallen, tot het vervaardi
gen van scherpe patronen, dat het waarheid is, dat zulk een
gebruik gedurende eenigen tijd van dc stallen is gemaakt, maar
dat hij de verzekering kan geven, dat dit onmiddellijk is opge
houden, nadat hij daarvan was onderrigt, en de militaire over
heid verzocht had daarmede daar ter plaatse niet voort te gaan.
Hij laat het overigens daar, in hoever het contract is geschon
den door de manschappen van het detachement in de bewuste
stallen tc kazerneren, hij voor zich ziet daarin geen groot bezwaar,
en is in tegendeel van oordeel dat het voor de goede orde en
discipline beter is, dat kavalleristcn niet met infanteristen in één
en hetzelfde gebouw worden gekazerneerd.
De heer Wiersma wenscht aan den heer Duparc te hebben
opgemerkt, dat men vertoogen omtrent het onbehoorlijk gebruik
van de bewuste gebouwen bij den Minister kan indienen, maar
dat dit min passend zou wezen te gelijktijdig met de aanvraag, waar
van hier sprake is. De heer Bruinsma wenscht eene toevoeging
aan de conclusie, de strekking hebbende, om ook een deel var»
de achtergebouwen to erlangen. Zijns oordeels is dit eenebekende
zaak die men gerust aan de uitvoering kan overlaten; later kan
men de zaken weder op.attcn; bestaan cr regtnmtigc klagten en
aanvragen, men zal ze kunnen doen geldenlater zal het kunnen
blijken, wat men vermeent nog te moeten doen, dat kan blijken
bij dc nitvoering, nu moet men ziek enkel bij dc aanvraag en het
aanbod bepalen. "Wat aangaat het araendement des heeren Bloem
bergen, dit acht hij van ondergeschikt belang, de hoofdzaak is
hier het aanbod. Hij meent overigens op te merken dat, zoo
lang men niet weet, welke bestemming aan liet terug te erian-
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 14 Dcc. 1865.
73
gen gedeelte zal worden gegeven, en men dus wacht tot men die
bestemming kent, men ook geen onderhoud heeft te hoedenhij
wenscht dus wel het aanbod aan te nemen maar de uitvoering
uit te stellen.
Dc heer Attema geeft tc kennen: Men heeft te doen meteen
contract, dat in vele op/.igten niet voordeelig voor de gemeente
is uitgevallen en tengevolge van dat contract zijn de stallen aan
het rijk ovorgedragen. Het tegenwoordige onderwerp van beraad
slaging is de over Iragt van de halve stal. l)c terugvordering
van den geheelen stal, door den weg van regten, kan niet plaats
vinden, of althans niet met vrucht worden aangewend, want men
kan niet doen eene sommatie tot in morastclling wegens iets wat
men vroeger gaf. Er bestaan zijn oordeels allczins termen om
het aanbod zooals het is gedaan, met beide handen aan te vatten, zalig
zijn de bezitters en dftarom is het best om maar toe te slaan.
Neemt men de omstandigheden in aanmerking, vestigt men het
oog op dc aanstaande uitbreiding van de Gasfabriek, dan zal
men dc aftcstane halve stal, mogelijk binnen kort kunnen benut
tigen, daarom is hij het met den heer Bloembergen eens, om
dadelijk in het bezit te geraken en de gelegenheid daartoe als
aangebroken tc beschouwen. Wat de uitvoering betreft, er kun
nen en zullen zeer waarschijnlijk raoeijelijkhcden ontstaan, of die
nu dadelijk dan wel later uit den weg moeten worden geruimd
komt op hetzelfde neer.
De heer Bniüger zou, na het gesprokene door den heer Attema,
van liet gevraagde woord kunnen afzien, hij wenscht evenwel zijne
stem te motiveren en dit doende, verklaart hij het van het hoog
ste belang te achten dat de gemeente zich hoe eer hoe beter
weder in het bezit van het tc verkrijgen gedeelte stelle, zoodat hij
het amendement van den heer Bloembergen zal ondersteunen.
Dc heer Meursinge zegt, de Voorzitter heeft gesproken over
verdeeling, over oostelijk en westelijk gedeelte; men zou nu kun
nen mcencn dat het oostelijk gedeelte aan de gemeente kan wor
den toegewezen, doch zijns inziens ware het verkieslijker voorde
gemeente om het westelijk gedeelte te verkrijgen, het bezit toch
van de manege is voor dc gemeente van het hoogste belang.
Ilij wil evenwel eerst de zaak in beginsel uitmaken om daarna
tot de aanwijzing van het over te dragen gedeelte over te gaan
De Voorzitter verklaart met het gesprokene geene andere
bedoeling tc hebben gehad dan ter loops de toevoeging tc bespre
ken. Ilij moet evenwel opmerken, dat de Minister er volstrekt
niet over denkt, om de Manege af te staan, want die moet hij
voor de bewuste rijoefeningen, noodzakelijk in gebruik houden.
De heer van Assen zegt, na zijn discours van zoo even, de ver
schillende Spr.'s aandachtig te hebben gevolgd. Hij komt daarom
tot de overtuiging, dat het vermoedelijk het beste is, van twee
kwaden het beste tc kiezen en liever te nemen een half ei, dan
een ledige dop. Men sprak echter van welwillendheid des Minis
ters. Welwillendheid bij terugvordering van een eigendom? doch
die welwillendheid moet nog blijken wanneer de uitvoering daar
is. Bij het scheiden van de markt leert men tie kooplieden ken
nen, en dan gelooft Spr., zullen er zich zoovele raoeijelijkhcden
voordoen, als reeds in den loop der discussien zijn aangewezen,
dat hij nog op lange niet zeker is van eene bevredigende oplos
sing. Spr. bespreekt andermaal de bepalingen van het contract
en verwondert er zich over, dat de heer Attema bij de erkende
slechte naleving van dat contract van de zijde des Ministers,
eene ontbinding zoo onmogelijk acht, wanneer dc gemeente den
weg van regten insloeg, Het kan zijn, doch Spr. is daarvan nog
uit de verte niet overtuigd. Het moge echter zijn hoe het zij,
doch dit [is zeker, het gedrag van het Departement van Oorlog
is eene les voor altijd, zoowel voor deze gemeente als elke andere,
waar sprake is van concessie of afstand van gebouwen voor mili
taire deeleinden, Spr. hoopt dat zij niet zal worden uit het oog
verloren, maar ernstig betracht, wanneer een Minister van Oorlog
weer gunsten vraagt van dit Gemeentebestuur, al gaan ze ook
vergezeld van de schoonste beloften. Na dc voorgestelde wijzi
ging, zal Spr. zich neerleggen bij de conclusie der commissie.
De Voorzitter deze zaak thans genoegzaam besproken achtende,
wenscht nu tot de afdoening over te gaan. Het amendement
van den heer Bloembergen voren vermeld, wordt daarop eenstem
mig aangenomen, zoomede op gelijke wijze de aldus gewijzigde
conclusie van het rapport.
9. Dc Voorzitter deelt mede, dat bij hem van den heef A.
Duparc, is ingekomen het volgend voorstel, dat de Raad besluite:
B. en W. uit te noodigen te onderzoeken, of door het Departe
ment van Oorlog, naar bchooren wordt nageleefd de bepaling'van
art. 2 van het contract, speciaal of de kavalleriestallen ook aan
hunne bij dat contract aangewezen bestemming worden onttrok
ken, en den uitslag van dat onderzoek, vergezeld van hunne con
sideration en advies, den Raad mede te d-elen.-Is besloten dit
voorstel ter inzage van de leden te leggen, om daarna in eene vol
gende vergadering te worden afgedaan.
10. Is ter tafel gebragt en gelezen, eene missive van Voog-
nen der Stads Armekamcr alhier, dd. 11 December jl. no. 5183<z,
houdende aanbeveling van een drietal personen, ter vervulling
van de, in hun Collcgie, door het bedanken van den heer J. van
Leeuwen, daartoe ter vergadering van 23 Nov. jl. benoemd, voort
durende vacature. Daartoe worden aanbevolen de heeren: G. J.
Mispelblom Beijer, C. Noé en S. Draisma van Valkenburg. De
Voorzitter stelt voor, onmiddellijk rot de benoeming over te gaan,
waartoe eenstemmig wordt besloten. Overgaande tot de benoeming
blijkt uit de gehouden stemming, waaraan deel namen 17 leden,-
dat op den heer G. J. Mispclblom Beijer 16, en op den heer
C. Noé ééne stem waren uitgebragt, zoodat "de heer G. J. Mispel
blom Beijer, de vereischte meerderheid van stemmen erlangd heb-
benec, tot Voogd van de Stads Armekamer is verkozen. Voorts
is op voorstel van den Voorzitter besloten aan dit besluit vóór
dc resumtie der notulen uitvoering te geven.
11. Aan de orde i9 de benoeming van de leden der veror-
denings-commi9sie, belast met het ontwerpen van de verordenin
gen tegen wier overtreding straf is bedreigd. Uit de gehoudene
stemmingen blijkt, dat achtereenvolgend tot leden dezer commis
sie zijn verkozen: de heeren Mr. C. Wiersma met 15, D. Zeper 16,
A. Duparc 16, Mr. E. Attema 16 en Mr. E. Jongsma 17 stemmen.
12. Is ter tafel gebragt cn gelezen een voorstel van B. en
W. inzake een adres van Lammert van der Heide, Logement
houder alhier, houdende verzoek, dat terstond na expiratie vau
ren loopenden huurtijd op den 5 Maart 1867, nog voor drie ja
den, onderhands aan hem in huur worde afgestaan het aan deze
gemeente toebehoorende stuk greidland, gelegen in den Cammen-
ghabuursterpolder onder Leeuwarden, ten kadaster bekend g cm.
Leeuwarden sectie D no. 453, ter grootte van 3 bunders en 45
roeden, voor den tegenwoordigen huurprijs van f 203, onder ver-
pligting zijner zijds om minstens voor ƒ100 aarde of mestspecie
over het gehuurde te biengcn en daarvan door geschrift te
doen blijken. Ter visie om in eene volgende vergadering tot
de behandeling over te gaan.
13. Mede is ter tafel gebragt een voovstel van B. en W.
strekkende tot vaststelling van den door Voogden van den Stads