74
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Donderdag 14 Dec. 1865.
Arinekamer alhier ingezonden staat tot aanwijzing van het maxi
mum van den onderstand, welke gedurende 1866 overeenkomstig
art. 25 der armenwet zal worden verstrekt. Ter visie om in
eene volgende vergadering te worden afgedaan.
14. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en
W. omtrent een adres van Eelco Jacobus Visser, aannemer van
publieke werken alhier, houdende verzoek om ter bede opStads-
grond te mogen daarstellen twee stoepen enz. Ter visie, om in
eene volgende vergadering te behandelen.
15. Is ter tafel gebragt eene door B. en W. na gehouden
overleg met den districts-schoolopziener opgemaakte voordragt
tot benoeming van een hulponderwijzer in eene der openbare la
gere scholen te Leeuwarden, op eene jaarwedde van/ 300, waarop
zijn geplaatst: a. Jacob Sprongsraa hulponderwijzer te Leeuwarden
b. Nicolaas Wendel idem aldaar; c. Hendrik Dekker id. te Am
sterdam. Ter visie, om in eene volgende vergadering tot de
benoeming over te gaan.
16. Mede is ter tafel gebragt eene door B. en W. in over
leg met den districts-schoolopziener opgemaakte voordragt tot
benoeming van eene tweede hulpocderwijzeres in de burgerschool
voor meisjes te Leeuwarden op eene jaarwedde van 300, op
welke voordragt zijn geplaatst: a. Tjitske Bruining te Leeuwar
den; b. Hinke Stelma te Sneek. Ter visie om in eene volgende
vergadering tot de benoeming over te gaan.
17. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en
W. terzake een adres van Eranciscus de Vries, hoofdonderwijzer
in de le Tussclienschool 2e kl. alhier, houdende, om aangevoerde
redenen, verzoek, dat de ltaad moge besluiten hem eene gratifi
catie toe te kennen. Ter visie, om daaromtrent in eene vol
gende vergadering eene beschikking te nemen.
18. Mede is ter tafel gebragt een voorstel van B. en W.
omtrent een adres van de gebroeders Romein, waarbij naar aan
leiding van het bij den Raad aanhangig vraagstuk, omtrent het
al of niet herstellen van de verbroken gemeenschap van de wijk
Oldegalilëen met het overig gedeelte der Stad, ter kennis wordt
gebragt, dat zij, voor het geval de Raad mogt kunnen goed vin
don een brug te doen aanleggen van af Camstrabureu tot op hun
erf aan de overzijde der Dockumer Ee, genegen zijn den grond
benoodigd tot het leggen van een weg van af die brug tot aan
het schoolgebouw op Oldegalilëen, kosteloos onder de daarbij ge
stelde voorwaarden aan de gemeente af te staan. Ter visie om
in eene volgende vergadering tot de behandeling over te gaan.
19. Is ter tafel gebragt en gelezen een adres van Eokke
Dorhout, landbouwer onder Leeuwarden, het verzoek bevattende,
dat het den Raad moge behagen aan adressant toe te staan, om
de bij hem van de gemeente in gebruik zijnde boereplaats ge
naamd de Magere Weide, van af den 12 Mei 1866, tot den 12
Mei 1868 door een ander te laten bewonen of wel die plaats
geheel over te dragen aan Sijbren S. Wijngaarden en vrouw, en
zulks beide overeenkomstig het bij dat verzoek omschreven voor
stel. Op voorstel van den Voorzitter besloten dit adres ten line
van berigt. consideration en advies te stellen in handen van B. en W.
20. De Voorzitter doet mededeeling, dat bij de op 13 Dec.
1865 gehoudene verpachtingen, pachters zijn geworden: a. van
het marktgeld wegens staanplaatsen van waren zoomede ten
dienste van openbare vermakelijkheden, Ilermanus Kuilenberg,
's jaars voor f 2835; b. van het bruggeld voor het draaijen van
van de verlaatsbrug, Ouwe van der Veen, s jaars voor 779 c.
idem van de Vrouwenpoortsbrug, Outger Stienstra 's jaars voor
176; d. idem van de Noordcrbrug, Tjeerd van Albania, 's jaars
voor 231 e. idem van de Poppebrug, 's jaars voor f 42; dat
de verpachting van het marktgeld wegens het gebruik van de
veemarkt, voor de gebodene som niet is gegund, vermits de
hoogste bieder geen borgstelling hoeft kunnen geven; dat mede
niet is gegund geworden de verpachting van de tollen der trek-
schepen varende tusschen Leeuwarden en Harlingen, als zijnde
op die tusschen Leeuwarden en Eraneker slechts 12 en op die
tusschen Leeuwarden en Pijphorne slechts 10 geboden, terwijl
op die tusschen Eraneker en Harlingen en tusschen Leeuwarden
en Harlingen, de zoogenaamde Dockumer doorjager, geen bod is
gedaan.
21. De Voorzitter brengt namens B. en W. ter tafel do
rekening wegens het door hun College over 1864 gehouden be
heer over den Stads of Prinsentuin, welke rekening ter visie van
de leden wordt gedeponeerd.
22. Is ter tafel gebragt en gelezen een ontvangen schrijven
van den heer A. van Assen, houdende mededeeling dat hij, over
eenkomstig art. 18 der Gemeentewet, zijn ontslag neemt als lid
van den Gemeenteraad van Leeuwarden.
De Voorzitter geeft te kennen dat liet ontvangen van dien
brief niet verrassend voor hem is, omdat het daarbij genomen
ontslag wegens het aanstaand vertrek van den heer van Assen
naar elders te voorzien was, dat hij van deze gelegenheid zou
kunnen gebruik maken een woord van hulde en dank aan hem
toe te brengen, maar dat hij, lettende op vermeld art 18, krach
tens hetwelk het afgaand lid tot de installatie van zijn opvolger
in functie blijft, zich mag vleijen den heer van Assen nog ceni-
gen tijd in den boezem van den Raad te mogen zien aanzitten.
De heer van Assen verklaart hierop dat hij, zoolang hij kan
in deze vergadering de belangen der gemeente zal trachten te
bevorderen.
23. Door de commissie belast met het onderzoek der begroo
ting van de brandweer voor het dienstjaar 1866 wordt bij
monde van d n heer Wiersma uitgebragt haar nader rapport, de
strekking hebbende gemelde begrooting alsnu goed te keuren.
Ter visie om in de eerstvolgende gewone vergadering te worden
afgedaan.
De Voorzitter sluit hierop deze vergadering.
-C~3fc>
75
VERSLAG van het verhandelde ter buitengewone
vergadering van den Gemeenteraad van
Leeuwarden, gehouden op Zaturdag den
16 December 1865.
Aanvankelijk 15, later 17 leden tegenwoordig. Afwezig de
hceren G. O. Gorter, P. T. Plantenga, Dr. A. Meursinge Hz. en
Dr. E. Verwijs, welk laatstgemeld lid schriftelijk heeft berigt
door ongesteldheid verhinderd te zijn deze vergadering bij te
wonen. Voorzitter de heer D. Zeper, die op het gestelde tijdstip
de vergadering opent.
1. Zijn gelezen en onveranderd vastgesteld de notulen van de
laatst gehoudene vergadering, dd. 14 Dec. jl.
2. Aan de orde is de behandeling van-- a. de ontwerp-veror-
dening, regelende het getal en de bezoldiging van de ambtena
ren en bedienden ter plaatselijke Secretarie, mitsgaders voor de
verdere dienst in het Gemeentehuis welke verordening is lui
dende als volgt:
Art. 1. Ten behoeve der plaatselijke Seeretaric kunnen wordeu aangesteld
a. op het hoofdbureau en het bureau voor de patenten Een commies op
eene bezoldiging van 1100.00; Een' adjunct-comm. op ecue bezoldiging
van ƒ800.00; Een' adjuuct-comni. op eene bezoldiging van ƒ650.00 Drie
klerken respectivelijk op eene bezoldiging van f 550.00, /""350.00 en /"300.00
b. op het bureau voor den burgerlijken slaudEen' adjunct-comm. op eene
bezoldiging van ƒ800,00: Een' klerk op eene bezoldiging van /"650.00.
Art. 2. Behalve de Ambtenaren in artikel 1 vermeld kunnen tijdelijk, zon
der vaste aanstelling, een of meer buitengewone klerken worden aangesteld.
l)e soin of sommen waarover te dien eiude kan worden beschikt, worden jaar
lijks bij de begrootiug bepaald.
Art. 3. Ten dieuste der Secretarie, zoomede voor de verdere dienst in het
Gemeentehuis, kunnen worden aangesteld de navolgeude bedienden: Twee
boden ieder op eene bezoldiging van 500.00Een concierge op eene be
zoldiging van 300.00
Art. 4. Het tarief van de door den concierge te verstrekken kamerbchoef-
teu, wordt door Burgemeester en Wethouders vastgesteld.
Art. 5. Geen der vaste Ambtenaren noch ook van de bedienden in deze
verordening bedoeld mag, zonder toestemming van Burgemeester en Wethou
ders, eenige andere bel rekking waarnemen. Is aan die betrekking directelijk
of indirectelijk eene bezoldiging uit de Gemeentekas verbonden, dau wordt
de toestemming van den Raad vereischt.
Art. 6. Burgemeester en Wethouders regelen de werkzaamheden van dein
deze verordening genoemde ambtenaren en bedienden, en voorzien hen van de
vereischte Ambtsinstructiën.
Art. 7. Deze verordening treedt in werking op den 1 Januarij 1866, met
welk tijdstip, alle vroegere op dit stuk bestaande bepalingen ziju vervallen.
b. een voorstel van B en W. om, in verbaud met de, bij die
verordening voor den adjunct-commies op het hoofdbureau, voor
gedragen bezoldiging, aan den tegenwoordigen titularis J. Wijnants
toe te kennen, eene personele toelage ad ƒ100 's jaars.
De Voorzitter het evenwel noodig keurende dat de deuren,
tot het houden eener beslotene vergadering worden gesloten, is
daartoe overgegaan en de openbare vergadering tijdelijk geschorst.
Na den afloop dier zitting, de openbare vergadering heropend
zijnde, zijn de beraadslagingen over de voormelde ontwerp-veror-
dening geopend.
De heer Jongsma zegt: Bij het regelen eener zaak als de
onderwerpelijke, behoort de Gemeentewet dc Grondwet voor de
verordening te zijn, en wanneer hij zich op dat standpunt plaatst,
dan heeft hij bezwaar tegen dc aangeboden concept-verordening;
het bekomen van inlichtingen van B. en W. omtrent deze aange
legenheid acht hij wel noodig, en daarvan zal het afhangen of
hij al dan niet tot het vaststellen der verordening zal medewer
ken. Is zijne opvatting juist, dat de verordening behoort te rege
len de organisatie der Secretarie, dan beantwoordt de voordragt
niet aan zijne bedoeling, dan is het opschrift daarvan min juist;
Bijvoegsel tot de Provinciale Eriesche Courant.
het is hem niet bekend dat er eene verordening bestaat, rege
lende de organisatie der Secretarie, cn is die meening juist, dan
wenscht hij te wijzen op art. 134 der Gemeentewet, waarbij is
bepaald, dat, met betrekking tot de regeling en het bestuur van
de huishouding der gemeente, alle bevoegdheid aan den Raad
behoort, voor zoover die niet aan anderen is opgedragen; cn dau
moet hij verklaren, dat die organisatie behoort tot de bevoegd
heid van den Raad, welk Collegie volgens art. 136, ook de bezol
digingen regelt; alleen art. 179 litt. o, laat de benoeming der
ambtenaren aan B. en W. over. Art. 6 der voorgedragen ver
ordening levert aan Spr. een bewijs voor zijne stelling, want waar
toe bij dat art. eene magt tot regeling van den Raad gevraagd,
indien B. en W. die reeds krachtens de wet bezitten Spr. zou
wcnschen mede te werken om te maken eene verordening tot rege
ling van de Secretarie der gemeentewaarin moet worden opgeno
men o, de regeling der bureaux, b, het getal der ambtenaren, c,
den rang waarin die ambtenaren zullen werkzaam zijn en dt hunne
bezoldiging. Dit eerste vindt hij hier niet. Misschien bestaat
er reeds eene verordening, die hij niet kent, waarbij de huishou
ding der Secretarie in zoo verre is geregeld dat ze verdeeld is
in bureaux. Bestaat deze, dan vervalt, zooals hij gezegd heeft zijn
is bezwaar.
De heer Dliparc is het in sommige opzigten met den vorigen
Spr. niet eens. In art. 1 der concept-verordening vindt hij mel
ding gemaakt van een hoofdbureau en het bureau der patenten;
van het bestaan dier bureaux is de Raad eigenlijk niet officieel
gesaisisseerd, maar die regeling behoort volgens Spr. ook niet aan
den Raad, wel aan B. en W.; welk Collegie, door de onmiddel
lijke aanraking met de ambtenaren en bekendheid met de werk
zaamheden, het best in staat is eene gewenschte verdeeling te
maken, 't Is waar, eene zoodanige regeling kon door B. en W.
aan den Raad zijn voorgesteld en door dezen worden vastgesteld,
doch er bestaat zijns inziens ook geen bezwaar, die regeling aan
B. en W. over te laten. Hij had voor zich liever gewenscht, in
de verordening niet op te nemen de vermelding der bureaux,
maar dat men zich eenvoudig had bepaald tot de vermelding
van het getal, den rang en de bezoldiging der ambtenaren en
de verdeeling overigens aan B. en W. over te laten. Zooals de
verordening nu zal luiden, binden B. en W. zich zei ven inder
daad de handen. Hij wijst op hetgeen met de ambtenaren, ter
provinciale griffie, ingevolge de wet geschiedtde bezoldiging is
bij koninklijk besluit geregeld, de benoeming wordt door Ged.
Staten gedaan, de organisatie der griffie zelve is opgedragen aan
den Commissaris des Konings. Zoo behoorde het ook hier te zijn:
regeling van het getal en de bezoldiging door den Raad,
organisatie der Secretarie zelve door B. en W. als uitvoerende
magt. Maar Spr. heeft nog een ander bezwaar. Uit de verorde
ning kan hij niet zien, of de rang dan wel de jaaiwedde de
maatstaf is van de geschiktheid en bekwaamheid der ambtenaren,
daaromtrent is geen vast beginsel gevolgd. In ieder geval zou
hij het, met het oog op de nog al variërende tractementen èn
voor de adjunet-commieseu èn voor de klerken, goed vinden, die
ambtenaren in klassen te vcrdeelcn.
De heer van Assen zegt, dat het concept op hem geen aan-
genamen indruk heeft gemaakt, omdat hij het niet in overeen
stemming vindt met de bewoordingen der daartoe betrekkelijke
memorie van toelichting, volgens welke lotsverbetering der ge-
emploijeerden het doel der voordragt zonde zijn.
lntusschen valt het hem moeijelijk die voordragt te beoordee-
len, zonder het oog te hebben op die ambtenaren zelve en dan
19