10 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 25 Jan. 1866. van een toestand, tengevolge waarvan de ongelukkige, veroordeeld om eenig'e, soms slechts weinige jaren, aldaar te worden opge sloten, groot gevaar loöpt er de kiem op te doen van eene zieke lijke gesteldheid, die hem binnen korten tijd naar het graf zal slepen. De tegenwooordige toestand is treurig, doch, is hij wel onderrigt, dan is zulks geheel te wijten aan de bestaande gebrek kige inrigting, niet geevenredigd aan de hoegrootheid der bevol king. Hij kan liet gesprokene door den heer Bruinsma volkomen bevestigende destijds genomene proeven waren bedroevend, doch geenszins verrassend, men had ze, met liet oog op de lokaliteit op den cubieken inhoud der slaapzalen, in verhouding met het aantal der daarin aanwezige gevangenen en op het onvoldoende der ventilatie kunnen voorspellen. Spr. vraagt, behoeft die toe stand bestendigd te worden? Men heeft gebouwd ja, men heeft nieuwe werkzalen en keukens daargcsteld, maar aan een essenti eel deel der zaak, aan de verbetering der slaapzalen is voor een groot deel der inrigting weinig of niets gedaan. Zoodanige toestand mag niet bestendigd worden, maar dat ligt ook niet in het voorstel. Het blijtt aan het Rijk overgelaten om de vereischte verbeteringen tot stand te doen brengen. Overigens is het vol strekt geene oubcscheidene vraag, dat eene gemeente die overi gens schaars genoeg is bedeeld, het voortdurend bestaan Van eene gevestigde Rijksinstelling verzoekt. De heer Attema,- moet nog even terugkomen op het 2e lid van het aangehaalde art. der Grondwet en dan leest bij daarin, dat men zich tot de bevoegde magt kan wénden met verzoeken, alleen over onderwerpen tot hunne bepaalde werkzaamheden be boerende, en wanneer nu door de donnocs die hij mededeelde, volkomen wordt daargesteld de omstandigheid, dat het Rijksbe lang het behoud der gevangenis alhier niet langer gedoogt, wegens de slechte gezondheid van de gevangenen dan gelooft hij dat ondanks het toenmalig denkbeeld van den Minister van den Brugghen, de gevangenis moet worden verplaatst, en men van gemeentewege geene poging tot bestendiging behoort aan te wenden het geldt hier slechts een gemeentelijk belang, anderzijds moet gelden het algemeen Rijksbelang en wanneer daarvoor zoodanige als de geciteeule feiten pleiten, zal hij zich niet met liet voor stel kunnen vcreenigen. De lieer Jong'SmaNog een enkel woord omtrent het algemeen Rijksbelanghet Rijk beeft de zorg over zijne gevangenissen en de zorg over dc gevangenen behoort almede aan liet Rijk maar wan neer de Gemeenteraad nu doet wat wordt voorgesteld, dan wordt op dat Rijksbelang, op het uitoefenen dier zorg volstrekt geen inbreuk gemaaktdan doet men niets anders dan dat men verzoekt, dat het beginsel van den heer van der Brugghen, dat bovendien volstrekt geene wet van Perst n en Meden is, slechts uithoofde den drang der omstandigheden zal worden gewijzigd. Bovendien door leden van de Tweede Kamer, geheel vreemd aan Leeuwarden en hare belangen, is het voornemen tot ver plaatsing bestreden, wat zou dan de gemeente weerhouden hare belangen in het midden te brengen liet bedoelde beginsel van 185 7 is dan trouwens ook nooit uitgemaakt of tot volko men uitvoering gebragt. Dc Voorzitter de discpssien thans sluitende, brengt liet le lid van het voorstel in omvraag dit wordt aangenomen met 20 tegen mie stem (die van den heer Attema.) Het 2e lid wordt daarna met algemeenc stemmen aangenomen. 5. De Voorzitter stelt nu voor om, naar aanleiding van het zoo even genomen besluit over te gaan tot de zamenstelling eener commissie, belast met het ontwerpen van een adres aan den Koning, met verzoek de verplaatsing van de strafgevangenis van Leeuwarden naar Medemblik niet te doen plaats hebben, onder ontwikkeling van de redenen die het ook in het algemeen Rijksbelang minder wenschelijk doet zijn. De vergadering zich hiermede vereenigende, is tot de stem ming overgegaan, waarvan het resultaat was dat waren uitire- bragt op de heeren: Jongsma 20, Bloembergen 15, Wiersma 11, Rengers 5, Attema 1, Du pare 3 en de Haan 2 stemmen, en Bolten, Verwijs! en Bruinsma éénc stem. De heeren mr. E. Jongsma, E. Bloembergen en mr. G. Wiersma zijn alzoo tot leden dier commissie verkozen. 6. Is ter tafel gebragt en gelezen a. eene missive van B. en W. van Leeuwurderadeel, houdende verzoek hun Collegic te willen raededeelen of dc Raad dezer gemeente genegen is in vereeniging met hunne gemeente en de gemeente Tietjerkstera- deel, tot de verbetering van den weg van af Leeuwarden naar Lekkum en verder naar de grenzen van Tietjerksteradeel, in maniere als die in dut schrijven is bedoeld over te gaan b. een voorstel van B. en W. daartoe betrekkelijk. Is beslotendeze zaak in eene volgende vergadering in behandeling te nemen en dc stukken inmiddels voor dc leden ter visie te leggen. 7. Mede is ter tafel gebragt en gelezen een voorscel van B. en betreffende een adres van den hoofdonderwijzer der 3e tus-schcnschool 2e klasse alhier, N. Schuitemaker, houdende om daarbij aangevoerde redenen verzoek, dat het den Raad dezer gemeente moge behagen, hein in zijne toelage voor vrije woning met de onderwijzers der beide andere tusschensehplen 2c kl. ge lijk te stellen en deze toelage alzoo te brengen op/ 250. ls beslotendeze zaak in eene volgende vergadering te beliam delen en de stukkeu ter inzage van de leden te leggqn. 8. Do Voorzitter deelt medo do ontvangst der volgende stukken u. eene resolutie van God, Staten, dd. 16 Jan. 1806 no. 3, houdende goedkeuring van het raadsbesluit van 28 Dee. jl. no. 0/100, tot de omlerliandscho verhuring eoncr bovenwo ning aan den ouderwijzer G. Roker j b. eene missive van lik. Curatoren van het stedelijk gymnasium alhier, houdomle mede- deeling van de tijdstippen waarop de winter-examina aan die inrigting zullen plaats vindenc. eene missivo van de plaatse lijke sehooloommissie te Leeuwarden, houdende toezending van den staat, aanwijzende het bijzonder toezigt over de verschil lende scholen in deze gemeente. Aangenomen voor notificatie# 0. De Voorzitter brengt ter tafel en legt ter inzage van de leden het proces-verbaal van opneming der kas van den gemeente ontvanger, wegens zijn beheer over het laatste kwartaal van 1865. 10. Naar aanleiding van een ontvangen schrijven van den ilieer G. II. Hommes, tot het erlangen van eene plaats in de zoogenaamde regeringsbanken in de kerken, vraagt de Voorzitter of ook nog andere leden zoodanige zitting verlangen. Behalve de heer Hommes, geven de heeren Rengers en Wiersma hun ver langen daartoe te kennen. De heeren Meursingo en van Assen verklaren van die banken goen gebruik meer te zullen maken. 11. Is ter tafel gebragt cn gelezen een schrijven van den lieer Dr. A. Meurslnge Hz. waarbij hij te kennen geeft dat hij, ter oorzake van het vestigen van zijne woonplaats elders, zijn ontslag neemt als lid dezer vergadering. De Voorzitter zegt hieromtrent: Aangezien de heer Meur- singe lid dezer vergadering blijft tot dat zijn opvolger zal zijn geinstnlleerd stel ik voor deze missive voor kennisgeving aan te nemen. Dien ovevccnkomstig is besloten. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 25 Jan. 1866. 11 12. De heer van Assen, liet woord bekomen hebbende zegt liet volgendeIk heb het woord gevraagd mijnheer de Voorzit ter om mijn afscheid te nemen van de gemeente en hare verte genwoordiging, nu ik voor de laatste maal als lid van den Raad deze vergadering heb bijgewoond. Weldra immers zal deze plaats door mijnen opvolger zijn ingenomen. Ik ontveins het mij zeiven evenmin als ik het u doe M.H. gewaarwordingen van hoogst gemengden aard beheerschen op dit oogenblik mijn ge moed; doch van welke gehalte zij ook mogen zijn, dankbaarheid maakt er echter de grondtoon van uit, vooral wanneer ik bedenk hoe vier jaren geleden het vertrouwen der kiezers mij herwaarts riep, en zij het dus waren die mij in staat stelden blijken te geven dat ik Leeuwarden hartelijk lief had en tot het nemen van zoo menig belangrijk besluit gedurende dat tijdvak mijn aandeel heb mogen bijdragen. Mijnen kiezers breng ik alzoo mijnen voornaamstcn en eersten dank voor dc sympathie, die ik meermalen als volksvertegen woordiger van hen mogt erlangen, terwijl ik van harte hoop dat de vervulling hunner kiezerspligten, het hun mogelijk maakt, steeds naar eisch hunne belangen te doen behartigen. Aan u mijne heeren! leden van dezen Raad, breng ik van ganscher harte de betuiging mijner erkentelijkheid voor de wijze waarop gij mij immer in uw midden hebt bejegend. Het is waar, meer malen was orize beraadslaging warm, ja dikwijls zelfs was de strijd scherp geteekend, doch terwijl het alléén de middelen be trof, waarop wij aan deze of gene zaak uitvoering zouden ge ven en die alsdan onze rigt.ing deed kennen, zoo waren wij het nogthans in onze bedoelingen, dat isde bevordering van den bloei en het waarachtig welzijn dezer gemeentesteeds volkomen eens. Met sommigen uwer ben ik niet alleen door banden van geestverwantschap, maar ook door die der vriendschap verbonden. Hebt allen echter dank voor de welwillendheid en achting, waarover ik mij steeds van u te verheugen had, en geloof mij dat ik mij steeds zal verblijden wanneer ik verneem dat het u in uw openbaar zoowel als bijzonder leven welgaat. Nog slechts een woord ten slotte. Mijn vertrek uit deze gemeente is niet ver meer verwijderd doch mijne belangstelling in haar en hare ingezetenen en alles wat hen van nabij raakt, zal steeds eene blijvende niet alléén maar ook eene bijzondere zijn. Moge dan ook deze aanzienlijke gemeente, waarvoor een nieuw verschiet is geopend, onder Gods hulp bestendig toenemen in stoffelijke zoowel als zedelijke krach ten en hare vertegenwoordigers zich ten allen tijde tot dat einde in heilrijke en doeltreffende besluiten hebben te verheugen. De Voorzitter. Mijnheer van Assen! Aan mij is de taak opgcdiagen om u namens deze vergadering te antwoorden op liet woord van hulde en dank zoo even door u gesproken. Uw vertrek is spoedig aanstaande en voor dc laatste maal liebt ge deze vergadering bijgewoonddit gaf u aanleiding het woord van afscheid uit te spreken. Eene vierjarige betrekking als lid van den Raad der gemeente uwer inwoning, u door het vertrou wen der kiezers opgedragen, is door u met waarachtige belang stelling, met hart en ziel waargenomen. In dat tijdvak werden belangrijke zaken afgedaan, kwam veel tot stand, en, vond daarbij ook dikwijls wisseling van gevoelens plaats, getuigden dc beraad slagingen van warme bestrijding en scherpe afteekening van be ginselen en denkbeelden, immer stond bij allen het goede doel, de behartiging der belangen van deze gemeente en van hare in gezeten, op den voorgrond. Binnen kort verlaat gij de gemeente waar gij zijt opgevoed en waar gij uwe maatschappelijke welvaart hebt genoten, het was uwe keuze elders, in het belang der uwen uwe woonplaats te vestigen, wij eerbiedigen die keuzo en wij voegen nevens den dank voor uwe bemoeijingen in het belang der gemeente verrigt, onzen wensch«lat het u immer moge wel gaan, dat uwe standsverwisseling u en de uwen ten zegen strekke en dat gij eene gelukkige herinnering en zelfvoldoening moogt smaken omtrent hetgeen door u als lid dezer vergadering ten behoeve der algemeenc belangen van Leeuwarden is gedaan. 13. Door de betrokken raadscommissie is bij monde van den heer Attema, nader rapport uitgebragt omtrent de begrooting van uitgaaf en ontvaag ten behoeve van de Stads Teekcnschool te Leeuwarden, voor het jaar 1866. Ter visie om in eene volgende vergadering te worden behandeld. 14. De lieer de With het woord erlangd hebbende, wenscht mededccling te doen van zijn besluit omtrent de op gisteren op hem uitgebragte benoeming tot Wethouder dezer gemeentecn verklaart na rijp beraad het in hem gesteld vertrouwen niet te willen beschamen cn dus die betrekking aan te nemen. De Voorzitter zegt met genoegen deze mededeeling te ont vangen en te weuschen dat hij in de vervulling dier betrekking met genoegen werkzaam zal zijnwaarna hij de vergadering sluit.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1866 | | pagina 4