GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN Zitting van Donderdag 29 Maart 1866. 39 VERSLAG van het verhandelde ter buitengewone ver gadering van den Gemeenteraad van Leeu warden, gehouden op Donderdag den 29 Maart 1866. Aanvankelijk 18, later 19 leden tegenwoordig. Afwezig de heeren Mr. C. Wiersma en Dr. A. Meursinge Hz. Voorzitter dc heer D. Zeper die op het bepaalde tijdstip de vergadering opent. 1. Zijn gelezen en onveranderd vastgesteld de notulen wegens de op 22 en 26 Maart jl. gehoudenc vergaderingen. 2. Voorstel van B. en W. in zake het adres van H. Pieterscn, gewezen vischafslager aan de zeevisch-markt alhier, houdende om daarbij aangevoerde re«lenen verzoek, dat aan hem over den jare 1866, gelijke gratificatie moge worden uitbetaald, als aan hem bij besluit van den Raad dd. 8 December 1861, no. /30, over 1865 is toegekend; bij welk stuk wordt voorgesteld te besluiten aan den adressant te kennen te geven, dat de Raad geene termen heeft gevonden, zijn verzoek in te willigen. De heer Bloembergen geeft te kennen, zich met dit voorstel niet te vereenigen het komt hem voor, dat men 's mans vroegere positie in aanmerking nemende en lettende op dc omstandigheid, dat hij uit zijne betrekking, gedurende eene reeks van jaren be kleed, niet is ontslagen ten gevolge van slecht gedrag, maar wel ter oorzake van ongeschiktheid voor de verdere vervulling daar van, werkelijk genoegzame redenen heeft om ook op hem het aangenomen beginsel, om namelijk vroegere gemeente-ambtenaren wegens het verlies hunner betrekking, ccnigzins bij wijze van gratificatie schadeloos te stellen of wel te gemoet te komen, toe te passen. Wel huldigt Spr. het beginsel van den Raad om niet dan zeer spaarzaam te werk te gaan in het verleencn van pensi oenen en wachtgelden, doch hij acht het evenzeer gepast, dat men in omstandigheden als deze, eene gratificatie verleene. Men heeft bij de behandeling van het voorstel tot toekenning van eene gra tificatie voor 1865, wel te kennen gegeven, daarmede in het ver volg niet te continueren, maar hij moet opmerken, dat dit dan ook slechts de opinie van enkele leden was. Zijns inziens bestaan er genoegzame termen tot het verleenen cener gratificatie op nieuw. De heer Bminsnia geeft te kennen, dat hij tot de vaststelling van het tegenwoordig voorstel van B. en W. niet heeft medege werkt en dit wel op dezelfde gronden als zoo even door den vori- gen Spr. zijn ontwikkeld. Hij blijft dan ook bij zijne meening persisteren en acht eene tegemoetkoming aan Pietersen voor het verlies zijner betrekking, allezins billijk, mits die niet onder den naam van pensioen worde verleend. Hij stelt daarom voor„Aan H. Pietersen voormalig vischafslager te verleenen eene gratificatie van 50 of van ƒ75." De Voorzitter zegt het voorstel van het Collegic te blijven ondersteunen. Het is steeds eene moeijelijke en zeer kiesche zaak, om daar, waar in gevallen als deze, sprake is van personen, op antece denten te wijzen; hij zal dan ook niet over de gedragingen van dezen voormaiigen beambte uitwijden, maar het stilzwijgen over vroeger gebeurde zaken bewaren. Hij heeft tot het besluit van December 1864 medegewerkt, doch zou dit niet hebben gedaan, wanneer daarbij niet was bepaald geworden, dat die gratificatie voor eens werd verleend. De heer Jongsma vraagt inlichting hoelang de adressant dat wachtgeld genoten heeft. De Voorzitter deelt hierop mede, dat hij alleen voor 1865 met eene gratificatie werd begiftigd. De heer Jongsma. De adressant heeft dus slechts één jaar tijd gehad om naar cenig ander middel van bestaan rond te zien? Dc Voorzitter. Het was geen wachtgeld, slechts gratificatie. De heer Bloembergen wenscht nog op te merken, dat hij, tijdens het onderwerpelijk voorstel van het Collegie werd vastge steld, niet in de vergadering tegenwoordig was. Het voorstel van B. en W. is daarop in rondvraag gebragt en met 10 tegen 9 steramen verworpen. Tegen stemden de heeren: Bruinsma, Bloembergen, Oosterhoff, de Haan, Duparc, Jongsma, Attema, Verwijs, Rengers en van Sloterdijck. De Voorzitter brengt nu in behandeling het voorstel van den heer Bruinsma, tot het verleenen eener gratificatie van/150 of van/75. De heer Bloembergen stelt als amendement daarop voor, om het bedrag dier gratificatie te bepalen op 100dit wordt ondersteund. De heer Jongsma vraagt of het de bedoeling van den heer Bloembergen is om die gratificatie voor een jaar dan wel voor een onbej aaiden tijd te verleenen? De heer Bloembergen merkt op, dat het in de bedoeling van den heer Bruinsma ligt, de voorgestelde gratificatie slechts voor het loopend jaar te verleenen het door hem voorgedragen amende ment betreft enkel het bedrag. Het amendement van den heer Bloembergen i3 daarop in stem ming gebragt en met 14 tegen 5 stemmen (die van de heeren Bloembergen, Duparc, Attema, Verwijs en van Sloterdijck) verworpen. De Voorzitter brengt nu in rondvraag het bereids ondersteunde voorstel des heeren Bruinsma, om eene gratificatie te verleenen ad 75. Ook dit is verworpen met 10 tegen 9 stemmen, (die van de heeren Bruinsma, Bloembergen, Oosterhoff, de Haan, Duparc, Jongsma, Verwijs, Rengers en van Sloterdijck.) Eindelijk wordt in stemming gebragt het voorstel van den heer Bruinsma om 50 gratificatie te verleenen, dat met 10 tegen 9 stemmen is aangenomen. (Tegen stemden de heeren Zeper, Min- nema de With, Gorter, Tigler Wijbrandi, Brunger, Hommes, Plan- tenga, Attema en Wierdsma Schik). 3. Voorstel van den Burgemeester ter vorige vergadering ge daan, om het adres van cenige bewoners van de buurt Oldegali- lëen, waarbij nader wordt aangedrongen op het spoedig leggen van eene brug ter plaatse van de geamoveerde Verwersbrug enz., te stellen in handen van B. en W. De heer Verwijs vraagt het woord, om het wensehelijke uit te spreken, dat eene teekening van het terrein worde gemaakt, ten einde de al of niet gegrondheid der ingekomen klagten be ter te kunnen beoordeelen. De Voorzitter zegt, dat zulk eene teekening inderdaad bestaat, doch mogelijk is het de bedoeling van den heer Verwijs de omtrek van het bewuste terrein in teekening te brengen. De heer Verwijs zoude wenschen, dat die teekening een verder uitgestrekt terrein dan het bewuste punt aanwees, om daarnaar (1e distantie te kunnen nagaan die men noodig heeft, om van Oldegalilëcn het centrum der stad te genaken, bv. tot aan de Muntjemuurstraat en langs den weg over de rijksbrug in den Straatweg. De Voorzitter geeft dc verzekering dat aan bovenvermeld ver langen zal worden voldaan. Daarna is overeenkomstig het on derwerpelijk voorstel besloten het adres van J. K. Beneken cs. ten fine van rapport en voorstel in handen van B. en W, te stellen. 4. Voorstel om, nopens eene missive van de kamer van koop handel en Eabrijken alhier, houdende voorstel tot wijziging van a. de verordening van politie op het liggen der schepen en op de scheepvaart, en b. het besluit tot het heffen eener belasting Bijvoegsel tot de Provinciale Eriesciie Courant. 13

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1866 | | pagina 1