4S GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Woensdag 18 April 1866. hoogte kunnen stellen en dan is het hem gebleken dat ecne meerdere ruimte dan door hem bedoeld, niet direct noodig is spreekt racn er van dat meerdere uitbreiding wenschelijk ware, dat is iets anders, maar dringend noodig is zij geenzins dit oordcel, die berekening, kan hij staven op de verantwoording van de compagnie laatstelijk met de exploitatie belast geweest en op het oordeel cn de ervaring van den Directeur der fabrijk. Hij moet evenwel opmerken dat daarbij gccne sprake was van een vierden gashouder en evenmin van een gasverbruik van 900,000 kub. cl in het jaar men was daar bijeen om zaken te behandelen en niet ora te lezen in de toekomst, die aan de Commissie een succes heeft voorgespiegeld dat zeer waarschijnlijk nimmer, althans niet in de eerstvolgende jaren zal kunnen worden bereikt. l)e statistiek der gasfabrijken is daar om te bewijzen dat in gemeenten waar 12 cent per cl betaald wordt, op geene grootere consumtie dan 20 kub. el per inwoner kan worden gerekend; 't is mogelijk dat een lageren prijs meerdere consumtie te weeg brengt, doch lager dan 12 of 11 cents per el mag men niet stellen en dit zoo zijnde, zal racn een verbruik van 600,000 kub. ol wel veilig als maximum kunnen beschouwen. Eenc vermeerdering van het zielental der gemeente, tengevolge de uitbreiding van het be bouwde gedeelte daarvan, zegt men, zal tot meerdere productie leidenSpr. stemt dit toe, doch 20 kub. el als norma aanne mende, zal de bevolking tot 30,000 zielen moeten klimmen om tot een verbruik van 600,000 el te geraken. Eene vermeerde ring der bevolking met 5000 zielen is niet spoedig denkelijk wel is de bevolking van Leeuwarden in den laatsten tijd toege nomen, doch een acces in die mate behoort tot de illusion. Om die reden is dus een zoo groot terrein als wordt voorgesteld, niet noodig en zal men het met beperkter terrein voorshands zeer goed kunnen redden. Maar bovendien, gesteld dat het verbruik tot 500 a 600 duizend el klom, zou men met den aannemer de noodigc bedingen kunnen maken, men zou hem kunnen verplig- len den prijs, in dat geval ééne cent per cl lager te stellen, cn hierin, meent Spr. zou geen bezwaar worden gevonden. Hij is en blijft daarom van oordeel dat het voordeel voor de gemeente en hare gasverbruikende ingezetenen, even goed langs een ande ren weg, dan die der gemeentelijke exploitatie kan worden ver kregen; de gemeente moet den weg, voor de particuliere indus trie gebaand, niet bewandelen, van eene andere uitvoering kan men evenzeer gunstige resultaten te gemoet zien. De heer Gorter verklaart uit de toelichting door den geach- ten Voorsteller gegeven geene andere dan bekende inlichtingen te hebben bekomen, geen nieuws te hebben geput. Spr. zou volstrekt niet aarsolen om op het genomen besluit tot gemeente lijke exploitatie terug te komen, wanneer hij door inzage van de betrekkelijke stukken tot de overtuiging moest komen dat die exploitatie indedaad bezwaren opleverde, doch die bezwa ren, hoezeer eigenaardig aan de oprigting van fabrijken verbon den, bestaan hier r.iet. Wat het aantal gashouders betreft, mo gelijk is het dat drie voldoende zijn, doch dan moeten die naar zijn oordeel een grooteren omvang dan de bestaande hebben. Aangaande de door den heer Wiersma besproken toereikende ruimte van het terrein, meent hij te moeten observeren, dat men slechts eene oppervlakkige kennis van fabrijkwezen behoeft te bezitten om te weten dat het tegenwoordig terrein indedaad on bestaanbaar is, en men zich moet afvragen hoe of het mogelijk is geweest dat men zich daarmede heeft kunnen redden. Op dien grond acht Spr. de voorgenomenc uitbreiding van groot belang en verklaart overigens geene redenen tc hebben op het eens ge nomen besluit terug te komen. De Voorzitter wenscht, alvorens met de behandeling worde voortgegaan, overeenkomstig het bepaalde in art. 33 van liet regle ment van orde voor deze vergadering, voor tc stellen het voor stel van den heer Wiersma in overweging te nemen. De Ver gadering besluit daartoe eenstemmig. De heer Plantenga erlangt hierop het woord. Gaarne erkent hij destijds het besluit van gemeentelijke exploitatie ecner Gas- fabrijk betreurd te hebben, op grond van onderscheidene overwe gingen door den Voorsteller in zijn voorstel opgenomen, maar wenscht daarop nu toch niet terug tc komen. Hij wcnscht integen deel dat besluit te handhaven, niet dat hij in dezen van opinie veranderd zoude zijngeenzins, maar de gemeente is nu niet meer vrij, ze is op geen vrij terrein. Zij heeft toch inzake die fabrijk alles geregeld, ambtenaren benoemd, de comptabiliteit geregeld enz. Bovendien heeft de ondervinding van 6 maanden dat de fabrijk werkt, niet tot moeijelijkhedcn aanleiding gegeven, welke het wenschelijk zouden doen achten op dat besluit terug te komen, integendeel meent hij, dat de fabrijk aanvankelijk goed werkt. Eene exploitatie door de gemeente is mogelijk iets omslagtiger en iets kostbaarder, doch daar staat tegenover, dat de gemeente geene winst geniet, zonder welke een particulier de zaak toch niet kon drijven. De heer Wiersma deelt wel niet in de plannen voor uitbrei ding door B. cn W. voorgedragen, doch dit belet niet dat het beginsel van eigen exploitatie, ondanks het. bestaan van andere opiniën, onverkort behoort tc blijven. Wat de door den heer Voorsteller bijgebragte berekeningen betreft, hierop zal Spr. moge lijk later terugkomen. l)e heer Bruiiisma wenscht den heer Wiersma in zijne bewe ringen tc bestrijden en daarbij do aandacht te vestigen op som mige punten in het voorstel zelve voorkomende. Vooreerst dan spreekt de geachte Voorsteller er van, dat de noodwendig grootere omslag van beheer, de beperkte vrijheid van handelen en de vcr- eiseht wordende kapitalen, beletten dat eene gemeente die voor deden van de exploitatie eener fabrijk kan verwachten, welke de particuliere nijverheid daarvan weet te verkrijgen, cn in de tweede zinsnede van die considerans, dat de winst die een par ticulier op rekening mag stellen cn welke eene gemeente niet behoeft, zoo al, dan voorzeker een uiterst gering bezwaar oplevert. Spr. stemt het den heer Voorsteller toe, dat de exploitatie der fabrijk aan de gemeente geen voordeel mag afwerpen, daarvoor is het dan ook eene inrigting van publiek regtelijkcn aard. Wat overigens aangaat de door de particuliere nijver heid op rekening te stellen winst, meent hij te moeten obser veren, dat de hoegrootheid daarvan vrij wat afhankelijk is van de meerdere of mindere concurrentie, en dat die winst dan toch altijd als surplus den consumenten in rekening zal worden gebragt. Is eene dergelijke fabrijk in behoer bij een industrieel, dan heeft deze tc zorgen voor aflossing van rente cn kapitaal; zoomede voor eene behoorlijke winst, die meestal als dividend moet uitgekeerd worden; de geldschieter is in den regel niet met 5% tevreden, bij het bestaan van onzekerheid omtrent de rigtige terugbetaling van het op deze wijze uitgezette kapitaal. Het gaat daarmede als met ecne reederij van schepen, men wenscht de rente en het kapitaal vrij te hebben. De heer Wiersma spreekt van eene. duurdere bewerking, wanneer de fabrijk door eene gemeente wordt gedreven, maar waarin bestaat die Spr. hoopt dat zulks uit de rekening der fabrijk zal blijkenzoo wordt er meer betaald voor kalk ten behoeve der zuivering van de gas, daaraan is verbonden meerder arbeidsloon, dit vcreischt dus eenig meerder kapitaal in het jaar; het schoonmaken van de lantarens kost meer geld omdat GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Woensdag 18 April 1866. de Commissie zich beijvert het mogelijke aan tc wenden om de zuiverheid van het licht te bevorderen, derhalve veroorzaakt dit ceriige meerdere kosten doch het geschiedt alles ten bate der consu menten. Spr. kan overigens niet inzien, dat de gemeente duur der dan een particulier zoude werkenhet is waar, de aannemer kan zelf zijne boekhouding waarnemen, doch zoude het gaan als vroeger plaats vond, dan moest de boekhouder toch ook worden betaald. Het voorstel gewaagt er van, dat het besluit van 22 Ju'lij 1863, met eene geringe meerderheid van stemmen door den Raad werd genomen; Spr. stemt dit toe, doch die omstandigheid geeft daarom nog geene aanleiding om op dat besluit terug te komen. De heer Wiersma spreekt vooits, dat bij de aanwending van een zoo groot kapitaal als in verband met de aanvrage zal wor den besteed, de gasprijs gedurende eenen geruiinen tijd, meteen jaarlijkschcn rentelast van p. m. 15,000 en eenc afschrijving op het kapitaal van minstens 5000 zal worden belast. Spr. vraagt of die berekening wel de ware is? Er is ten behoeve van rle overname der fabrijk geleend f 120,000 en f 150,000 is ge raamd voor de beoogde uitbreiding, dit geeft een bedrag van ƒ270,000, dat hij vermeent het ware te zijn, want hij neemt de cijfers zoo als die door de Commissie zijn voorgesteld. Het Col- legic van B. en W. zegt bovendien dat die uitgaaf niet in eens behoeft tc geschieden, omdat men zich niet voorstelt het geheel al dadelijk te voltooijen, zoodat men, wat de gestelde som voor ovens, zuiverings-toestellen en gashouders aangaat, aan vankelijk met ongeveer 30,000 minder uitgaaf op beide plan nen zal kunnen volstaanvolgens dat oordeel zou dus het bewuste kapitaal vooreerst niet hooger dan 240000 be dragen. Aangaande de door den gcachten Voorsteller bespro ken minvoldoenden toestand der kanalisatie bij toenemend gasverbruik, hieromtrent is Spr. het niet met hem eens, als achtende die ook voor het vervolg, in vele opzigten voldoen de te wezen. Uit het bovenvermelde volgt dus, dat die rente last niet hooger dan tot 12,500 stijgt, en dat bij het min dere bedrag daarvan, cone vermeerderde inkomst voortvloeit. Wijders betoogt de heer Wiersma, dat de consumtie voor ieder inwoner hoogstens op 20 kub. el gas iti het jaar moet worden gerekend. Ook dit wil Spr. voor een oogenblik toestemmen doch die berekening van 20 el was vroeger wel het geval, maar kan niet opgaan bij een prijs van 12 cent. Als Spr. de stati stiek deswege raadpleegt dan bevindt hij dat het gasverbruik in 1864 te Sneek op 18, te Zwolle op 20, tc Deventer op 23, te Groningen in 1865 op 26, te Utrecht op 23 en te Schiedam op 28/2 cl beide in 1864 kan gesteld worden; hier ter stede was liet 12 el, doch zou volgens v. d. Made bij een verbruik van 900,000 kub. el, alhier op 37 el per ingezeten uitkomen; doch de heer Wiersma heeft gesproken van illusion omtrent het toe komstig verbruik en hij heeft er de commissie in zekeren zin een verwijt van gemaakt alsof (leze een zoo hoog verbruik uit de lucht had gegrepen. Wanneer men zich plaatst op het stand punt waarop men in Groningen ter zake het gasverbruik bereids is gekomen, dan is Spr. van oordeel, dat zulk een resultaat even eens in deze gemeente zal kunnen worden verkregen, dan acht hij het geen illusiewerk te zijn, daarop bij dc voorgestelde uit breiding der fabrijk te rekenen. Groningen heeft een verbruik van 26 el, welke zijn dan de redenen vraagt men waarom het verbruik hier in Leeuwarden zoo gering is, en het antwoord zal moeten luiden men kan door te geringe productie geen gas ge noeg leveren, en bij de toename van het verbruik, is de uitbrei ding der fabrijk dringend noodig en onvermijdelijk. Wanneer Spr. de geschiedenis van de gasfabrijken nagaat, dat ziet hij daaruit, dat b. v. te Sneek bereids het voorstel tot uitbreiding der fabrijk is gedaan en dat Groningen hare fabrijk reeds voor de vierde maal heeft vergroot. Spr. vraagt waarom zou men dan aarsclen het hier te doen De heer Wiersma heeft willen betoogen dat ecne uitbreiding als waarvan hier sprake is, niet direct noodig zoude zijn, maar Spr. vraagt dan al weder waartoe zal in dezen beknoptheid leiden, ook al kwam de fabrijk onder beheer van de particuliere nijverheid? Het gevolg zou zijn dat hij, zooveel mogelijk winst willende behalenkneuterig zou beginnen te werken een 3e gashouder zou niet dan in hoogen nood worden daargesteld, van een vierde zou wel nimmer sprake zijn, het aantal retorten zou hij zooveel mogelijk beperkendat gaf geene bate voor dc ingezetenen, al ware zij het ook voor zijne eigene beurs. Er behoeft niet altijd evenveel gas voorhan den te zijn, doch cr zijn tijden dat men onmogelijk aan de be hoefte kan voldoen, en toch mag de zaak niet stilstaan, toch moet op die 10 a 20 drokke avonden aan de behoeften worden vol daan nu bevindt de fabrijkant zich in perieulo en neemt zijne toevlugt tot het bezigen van kunstmiddelen, waartoe een solied fabrikant niet dan zeer noode wil en mag overgaan. De lieer Wiersma treedt voorts in eene beschouwing omtrent den prijs van het gas en vertrouwt, dat bij eventucele aanbeste ding van dc tegenwoordige fabrijk, de prijs van het gas voor particulieren niet hooger dan 12 a 13 cents zoude zijn. Spr. meent dit te mogen betwijfelen, wanneer de fabrijk bij de tegen woordige bekrompene inrigting rendeert zooals zij doet; kan men niet op een verbruik van 600,000 kub. el rekenen, dan kan dc prijs met minder wezen dan tegenwoordig door de gemeente in rekening wordt gebragt; doch behalve dat, een aannemer rekent op een zoo groot verbruik niet en, cr tegen op ziende groote kosten te maken, erlangt men nimmer eene goede fabrijk. Maar behalve het voorafgaande heeft Spr. nog een ander be zwaar; het besluit tot heffing van een gasregt ad 14 cent per ol, is tot uit0 September 1870 koninklijk goedgekeurdde ambte naren aan de fabrijk zijn door de gemeente voor drie jaren be noemd een en ander zou nog al een onoverkomelijk bezwaar daarstellen. Vraagt men echter of het besproken ontwerp-contract van Maart 1863 in art. 33 genoegzame bepalingen bevat, dan moet Spr. rond uit ja antwoordenvraagt men verder, behelst het contract genoegzame waarborgen voor het drijven der fabrijk, aan gaande de zuiverheid van de gas en dc lichtsterkte, dan moet hij betuigen dat het contract goed is gesteld en genoegzame waarborgen bevat, doch tevens aanmerken, dat de particuliere nijverheid zeil' geen goede waarborg is voor de rigtige naleving dier bepalingen. Op grond van het aangevoerde zal Spr. zich tegen het voorstel van den heer Wiersma moeten verklaren, niet tegenstaande hij zich in der tijd tegen de exploitatie der fabrijk door de gemeente heeft aangekant. Hij is van oordeel dat men een eens genomen raadsbesluit moet respectéren, zij het dan ook dat dit met eene geringe meerderheid is genomenhet telkens vernietigen van besluiten gaat niet op, tenzij ze in strijd zijn met de organieke wetten. De heer Jongsma doet hulde aan het motief dat den heer Wiersma tot zijn voorstel heeft geleid, ook hij is van oordeel beter ten halve gekeerd dan ten heelen gedwaald. Spr. zou dan ook meenen zijne roeping als Raadslid slecht te begrijpen wan neer hij den geachten Voorsteller niet op dien weg volgde, maar zal hij dit doen dan moet die dwaling ook zijn bewezen, en dit is naar zijn oordeel, tot dus ver niet het geval. Door dc cijfers

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1866 | | pagina 2