50 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Woensdag 18 April 18C6. door dc Commissie geproduceerd, is liij van het bestaan dier dwa ling niet overtuigd geworden; ook heeft hij vroeger gehoord dat dc aanvankelijk verkregen uitkomst niet ongunstig was te noe men; en bij gemis van het tegendeel zal hij zich daaraan vast houden. Spr. heeft genoegzaam vertrouwen in deze Vergadering om te veronderstellen dat het toenmalig voorstel, ook wat zijne linantieële zijde betreft, niet dan na goed wikken en wegen is aangenomen. De omstandigheid dat bedoeld besluit met eene geringe meerderheid is vastgesteld, zal hem evenwel op zich zelf niet bewegen, daarop terug te komen, zoolang hij de overtuiging niet heeft erlangd dat daartegen van eene linantieële zijde wer kelijk bezwaren bestaan. Spr. is overtuigd dat men het gas iets duurder zal moeten betalen wanneer de gemeente zelf exploi teert, doch daartegen over staat eene andere waarheid, dat men dan namelijk veel beter gas erlangt; het goedkoopste is niet al tijd het beste. Daarenboven gelooft hij niet dat de gemeente zich op verboden terrein begeeft wanneer zij zelve eene gasfa- brijk exploiteertSpr. wcnscht niet dat de gemeente dikwijls het terrein der particuliere industrie betrede, doeh voor het geval dat particuliere industrie te kort schiet, dan is het beter dat de gemeente eene zaak opneemt.. Bij deze algemeene waarheid omtrent de exploitatie der gasfabrijken, kan hij nog zijne eigene ervaring voegen het is hem steeds voorgekomen dat in kleinere gemeenten b. v. van 6000 zielen eene eigen exploitatie niet is aan te raden, maar dat men daar best doet zich voor 20 a 30 jaren aan de particuliere nijverheid over te geven. Spr. zegt ocer te t/eren, en dit is indedaad zoo, want men is dan altijd aan de willekeur van den aannemer overgelaten. Men kan con tracten maken welke de meest mogelijke voorzorgs-maatrcgelen behelzen, doch die uit te voeren is geheel iets andersmen kan de hulp van deskundigen inroepen, en zelf geheel op de hoogte der zaak zijn, maar eene goede uitvoering blijft hare eigenaar dige mocijelijkhcden behouden en B. en W. met die uitvoering belast, mogen streng te werk gaan in de toepassing der ge maakte bepalingen, de aannemer zal of zich daarnaar moeten gedragen, of ten gevolge een proces'uit de fabrijk enz. zijn uit gezet, de ingezetenen zullen cr toch altijd onder moeten lijden. Spr. verklaart voorts noch door het voorstel van den heer Wier- sma, noch door dc cijfers door de Commissie bijgebragt, over tuigd te zijn, dat men zich in dezen op een verkeerden weg be vindt en daarom zal hij zijne stem aan bedoeld voorstel onthouden. De heer Wiersma wcnscht eene enkele bedenking te weer leggen niet alles wal door den heer Bruinsma is aangevoerd wensclit hij en détail te volgen. Dc heer Bruinsma heefc de periode omtrent de winst, door een particulier op rekening te stellen, opgenomen in een zin als door hem Spr. niet is bedoeld, hij toch heeft die winst genomen tegenover de meerdere kosten van exploitatie, en dit doende gelooft hij niet dat de prijs van het gas zal worden gedrukt. De lieer Jongsma heeft gesproken over bijgebragte becijferingen Spr. wcnscht juist daarop te wijzen ten betooge dat eene ge meentelijke exploitatie in de eerstvolgende 20 jaren eene ton meer zal kosten dan wanneer een particulier de fabrijk drijft. De heer Bruinsma is voorts in ecnige berekening getreden, ver schillend met die door Spr. in zijn voorstel bijgebragt, hij moet evenwel daaromtrent observeren dat de heer Bruinsma niet heeft gerekend op de rente van het werkend of bedrijf-kapitaal. De overname heeft naar hij meent 110.000 gevorderd, maar bij die som moet gevoegd worden het kapitaal waarmede de fabrijk werkt of gedreven wordt de vroegere gas-compagnie heeft daar toe minstens 20, 23 a 27 mille noodig gehad en dat in een tijd dat men met het oog op eene aanstaande overname, zoo min mogelijk liet uitvoeren en zich tot het uiterst noodzakelijke meende te moeten bepalenanders zou men althans 30 mille benoodigd zijnen de rente dies behoort toch ook iu berekening te worden gesteld. Iletzij men nu dc fabrijk in eens of wel in de volgende tien jaren tot de beoogde uitbreiding wil brengen, zal dan toch in elk geval dc fabrijk met inbegrip van een en ander een kapitaal vercischcn van 300 mille, dat is dus eene ton meer dan wanneerzij aan de particuliere industrie overgelaten en op kleiner terrein werd gedreven; misschien zou men het werken op meer beperkt terrein kneuterig kunnen noemen, maar Spr is van oordeel dat dit bezwaar door de te verkrijgen uitbreiding, ten gevolge van het benut tigen van het aangekochte huis cn stal meer genoemd, zou zijn opge heven het zou dan wel gccne modcl-fabrijk kunnen worden ge noemd, doch een® bruikbare fabrijk ware zij zeker. Spr. erkent voorts dat eene controle bij aanneming moeijelijkheden zou op leveren, doeh de gewoonte brengt dit mede; de gemeente bouwt immers niet zelf maar laat de uitvoering aan anderen over, /.ij bewoont hare panden niet zelf, maar vertrouwt die in huur aan anderen toe, zij verpacht de inkomsten van bruggen en tollen, ware de controle misschien perfect uitteoefencn, mogelijk dat het beter w are zelf die opkomsten te innen. Wat de ontworpen con ditiën betreft, deze verzekeren eene genoegzame controle en kun nen geen bezwaar opleveren, want volgens deze zou er eene iu- rigting ten Gemcentchuizc bestaan, waardoor het onderzoek naar de deugdzaamheid van het gas op de meest gemakkelijke wijze kon worden verkregen, ware die qualiteit onvoldocudc te achten, men kon de vastgestelde boete toepassen, de middelen voor die controle waren dus genoegzaam aanwezig. De heer Bruinsma beroept zieh voorts op dc consumtie van gas te Groningen, daar worden op eene bevolking van 35,000 zielen nog geenc 700,000 kub. ellen gas verbruikt, cn nu is het Spr. niet mogelijk te vat ten hoe men voor die gemeente het verbruik op 2G el per in gezeten kan stellenhij persisteert dan ook bij zijne meening dat men bedoeld verbruik in den regel niet hooger dan op 20 cl kan berekenen. Spr. heeft gemeend deze bedenkingen in het midden te moeten brengen en overigens de beslissing omtrent zijn voorstel aan de vergadering over te laten. De heer Bloembergen zegt bij al het reeds gesprokene weinig nieuws meer te voegen te hebben, hij brengt evenwel in herin nering vroeger raet anderen de meening te hebben voorgestaan, dat eene exploitatie van Gemeentewege niet aannemelijk te achten was; de meerderheid der Vergadering heeft echter in tcgenover- gestelden zin besloten en nu moeten er zijns oordeels al gewigtige overwegingen bestaan, krachtens welke men aanleiding zou er langen om op bedoeld besluit terug te komen. Spr. heeft dan ook in het onderwerpelijk voorstel naar zulke overwegende rede nen gezocht, maar ze niet aangetroffen. Bij al hetgeen is aan gevoerd, meent Spr. nog te moeten herinneren, dat omtrent het minder wenschelijke eener eigene exploitatie, in der tijd een op zettelijk voorstel is gedaan tot publieke aanbesteding van de ex ploitatie der fabrijk, doch dat dit voorstel geene genoegzame ondersteuning ondervindende is komen te vervallen. Hij heeft voorts naar andere afdoende gronden iu liet voorstel gezocht de eenige die overweging verdient, is te vinden in de aanzien lijke kosten welke gevorderd worden om dc fabrijk aan hare be stemming dienstbaar te doen zijn. De Voorsteller heeft die kosten in het brcede uitgemeten en boven die som in berekening gebragt de kosten benoodigd voor eene woning voor den Architect GEMEENTERAAD TE LEEUINARDEN Zitting van Woensdag 18 April 1866. 51 cn het verplaats n van de timmerwerf. Omtrent die kosten wensclit Spr. op te merken dat zij zijn opgenomen in de raming van B. en W. Voorts is er op de belangrijke kosten gewezen die de gemeentelijke exploitatie, in vergelijking van een particulier be heer, meer zou vorderen. Er is zelfs gesproken van eene som van 50 a 60 duizend gulden, waarmede de particuliere nijverheid «Ie vcreisehte uitbreiding zou hebben kunnen tot stand brengen, doeh Spr. merkt daaromtrent opdat de Commissie daarmede niet onbekend was; reeds in hare eerste zitting aan de bespreking der belangen eener noodzakelijke uitbreiding der fabrijk gewijd, werd eene becijfering tot een aanzienlijk lager bedrag bijgebragt, doch toen men zag wat men daarvoor zou verkrijgen en dit geen- zins aan het voorgestelde doel zou kunnen beantwoorden, verkreeg men de overtuiging dat men op die wijze te werk gaande, eene ontoereikende fabrijk zou doen bestendigen. Dusdoende zou men een voornaam punt uit het oog verliezen; men zou dan niet mee gaan met den tijd en te kortschicten in dc verpligting, om de fabrijk, wat het technische betreft, op behoorlijken voet interig- tcn de zuiverheid van liet te produceren licht en de doelma tigheid der inrigting zouden daaronder zeer hebben moeten lij den de Commissie kon cn mogt zulk een plan niet voorstellen. Toen men de approximatieve hoeveelheid van het benoodigde gas wilde calculéren, kwam men zonder overdrijving tot het resultaat, dat een cabul van 600,000 kub. ellen te verdedigen was. Er is gesproken over een verbruik van 900,000 kul), el, het is waar dit cijfer is in liet voorstel van B. en W. genoemd, doeh daarbij is tevens gewezen op welk verbruik men had te rekenen; ook de heer van der Made heeft d>t cijfer op het oog gehad bij zijn plan tot stichting eener nieuwe fabrijk, alles in overeenstemming met eene te verwachten meerdere behoefte en eene aan dc fabrijk te gever» behoorlijke betere inrigting. Wat voorts aangaat het denk beeld van den heer Wiersma, dat eene exploitatie door een par ticulier industrieel, minder kapitaal zou vorderen, gaat naar Spr. raeening niet op, tenzij men het gebrek aan de noodige ruimte voor de fabrijk bestendigt, de vereischt wordende verbeterde in rigting der fabrijk verwaarloze en ook in de gevolgen bezwaren voor de gasverbruikers, aangaande de hoeveelheid en zuiverheid van het licht wil zien geboren worden. Wanneer de particuliere nijverheid met minder kapitaal kan werken, door het niet geven van de vcreisehte capaciteit der fabrijk, waarom is dan de parti culiere boven eene gemeentelijke exploitatie verkieslijk? Men be denke bij de beoordecling van de zaak der uitbreiding, dat niet alles in eens, maar trapsgewijze zal worden daargesteld; men vangt aan met uitbreiding op kleine schaal, met de beoogde wen schelijke uitbreiding voor oogen die dan later zul worden tot stand gebragt, en men werk® voort zonder later genoodzaakt te worden, het bestaande aftebreken; men heeft in dezen het voor beeld van andere gemeenten voor oogen. Ook de particuliere nijverheid moet zoo te werk gaan, indien zij het oog op dc toe komst gevestigd houdt. Wel zijn er voor de gemeente groote bezwaren verbonden, om ten behoeve dezer fabrijk zulk een aan zienlijk kapitaal aantewenden, doeh men bedenke tevens, dat dit geschiedt in het belang van een groot deel der ingezetenen. De gemeentelijke exploitatie leverde tot dusver goede vruchten op dat de prijs van het gas niet nog lager is gesteld, is te beschou wen als een wijzen maatregel en het gevolg van de omstandig heid, dat niet onmiddellijk al die gunstige resultaten welke te ver wachten zijn, kunnen worden verkregen en anderzijds, dat die meerdere inkomst zal kunnen strekken als equivalent voor de rente van het opgenomen kapitaal; kunnende bij toename van het verbruik de prijs worden verlaagd. Spr. heeft in elk geval nog eene voorname bedenking tegen het voorstel des hecren Wier sma, daarin bestaande, dat, wilde men al eene openbare aanne ming als de Voorsteller beoogt, men die dan toch nog op eene andere wijze moest tot stand brengen, cn wel op dergelijke wijze als bij de exploitatie der Staatsspoorwegen door het Rijk is daargesteld, namelijk, om de concessie niet voor twintig jaren maar voor veel lanceren duur te verstrekkende aanbesteding voor een beperkt getal jaren te doen plaats hebben, zou in elk geval onraadzaam zijn, want de eerste jaren zijn de minst voor- declige en wanneer de concessionaris de vruchten van zijne fabrijk begint te plukken, is het tijdstip waarop de aanneming expireert daar. Vooral op dien grond zal hij zieh tegen het voorstel ver klaren cn niet medewerken, om terug te komen op een besluit, dat gebleken is niet onaangenaam voor de ingezetenen t e werken hij zal dan ook niet terugdeinzen voor de indedaad aanzienlijke kosten aan eene verbeterde inrigting der fabrijk verknocht, die hare vruchten in elk geval, ook wanneer men later tot eene ex ploitatie door particuliere nijverheid mogt besluiten, zal afwerpen. Men heeft gewaagd van het groote kapitaal, dat moet worden aangewend, ook hieromtrent kan geen grondig bezwaar bestaan, want aanzienlijk zullen die kosten in ieder geval zijn, en, ook in geval men later, nadat de fabrijk zal zijn uitgebreid, en de termijn voor welken de ambtenaren bij deze inrigting zijn aan gesteld, geëxpireerd zal zijn, nog tot eene aanbesteding mogt willen overgaan, zal het meerdere kapitaal aan de fabrijk te koste gelegd, geen beletsel daartegen zijn omdat eene zaak van zulk een omvang, toch iu den regel niet door één persoon wordt ondernomen, maar dat zieh easu quo al spoedig eene maat schappij constitueert, voor wie het geen overwegend bezwaar zal opleveren, dat meerdere benoodigd kapitaal bijeen te krijgen. De heer van Sloterdijck wcnscht zijne stem te motiveren en zegt, dat die tegen het voorstel zal worden uitgebragt, doch cm gansch andere reden als die van de vorige Sprs. Ook hij is met den heer Wiersma van oordeel, dat eene gemeente niet mag tre den in zaken van industrieelen aard het is wei niet direct ver boden, maar om verschillende redenen toch zeer te ontraden. Hij weet voorts, dat liet besluit van 22 Julij 1863 niet dan na rijp beraad en met een geringe meerderheid is genomen en on bekend is het hem evenmin, dat juist de niet wenschelijkheid eener gemeentelijke exploitatie liet beletsel was dat, eene niet grootere meerderheid tot het nemen er van concurreerde. Eu ofschoon hij nu het beginsel van den heer Wiersma, eii dat van andere leden omtrent de exploitatie der fabrijk door par ticulieren omhelst, ziet hij zich genoodzaakt toch zijne stem te gen het onderwerpelijk voorstel te moeten uitbrengen, omdat ge zegd voorstel mede omvat eene regeling van gemeentewege van de levering van gas van particulieren. Dit acht hij niet wen- sehelijkzijns oordeels mag de gemeente zich daarmede niet inlaten, mag geen zaakbezorger voor particulieren worden, want het be treft niet het belang van alle ingezetenen, slechts een deel daar van zijn gasverbruikers. De heer Rengers had oorspronkelijk niet het voornemen over de onderwerpelijke zaak te spreken, doch ziende, dat niet alle motieven die voor het voorstel pleiten, zijn aangevoerd, zal hij zich tot enkele beschouwingen bepalen. Spr. erkent de moeijelijkheden waarin men zieh geplaatst vindt, erkent het degelijk zijn bezwaar heeft, om na eene half jarige exploitatie van gemeentewege, op het daartoe genomen be sluit terug te komen en tot eene openbare aanbesteding overtc- Bijvoegseu tot de Provinciale Erjesciie Courant. 16

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1866 | | pagina 3