52 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Woensdag 18 April 1860. gaan. Hij is het niet eens met den heer Jongsma die de zaak als een zuiver finantieele kwestie beschouwd, overtuigd, dat het voor de leden dezer vergadering hoogst moeijelijk valt daar omtrent een oordeel te vellen. Er bestaat eene zekere kunst, om cijfers te groupéren; zoo Spr. vertrouwen heeft op de cijfers door den geachten Voorsteller aangevoerd, niet minder vertrouwen schenkt hij aan de becijferingen door de heeren Bruinsma en Bloembergen geproduceerd, en toch leiden die berekeningen tot geheel verschillende resultaten. Het is mo gelijk dat ook hij het wenschelijker zoude achten de fa- brijk door de gemeente te doen exploiteren, maar dan moet hij daarvoor andere, dan de bijgebragte beweegredenen hebben ontvangen. De heer Plantenga heeft onder anderen gezegd dat de eigen exploitatie goed marcheert; het is evenwel minder de vraag wat het resultaat eener halfja rige ondervinding is, dan wel of men de zaak met goed gevolg voor het toekomstige zal kunnen drijven; zijne verantwoordelijkheid als lid dezer vergadering vraagt zoodanige» waarborg bij het ne men van een besluit in dezen. Die overtuiging heeft Spr. tot dusver niet bekomen en hij verklaart dat zijn vertrouwen eer ge schokt dan gevestigd is. Wel heeft de Commissie zich in de gaszaak veel moeite gegeven en is het aanvankelijk verkregen resultaat daarvan niet ongunstig te noemen, wel hebben B. en W. het voorstel der Commissie in zake de uitbreiding ondersteund, maar de persoon die over die zaak kan oordeelen, aan wie dc uitvoering later moet worden opgedragen, heeft in eene nota van bemerkingen, (waarvan de uitdrukkingen wel niet altijd even gepast zijn ter neder gesteld,) de moeijelijkheden aangewezen waarop men zal moeten stuiten. Daarbij komt nog de omstan digheid, dat de tegenwoordige Commissie uit den Raad belast met het beheer der fabrijk, uit der zake kundige mannen is za- mengesteld; maar zal die Commissie in vervolg van tijd wel altijd uit dergelijke leden bestaan? dit is wezentlijk een bezwaar te meer. Voorts moet hij opkomen tegen het door den heer Bruinsma uitgesproken beginsel dat de gemeente geene winst van de fabrijk zal mogen genietenmet dit beginsel kan hij zich allerminst vereenigen, omdat dc gaszaak niet wordt gedreven in het belang der gemeente, maar in dat van een deel der in gezetenen, de gasverbruikersde gaszaak dus te beschouwen als eene inrigting van publiek regtelijken aard, gaat zijns inziens te ver. Zoolang de zaak goed marcheert dan zullen zich geene onoverkomelijke moeijelijkheden opdoen, doch het is en blijft eene nijverheidszaak die aan risico tengevolge van andere uitvindingen enz. onderhevig is, waardoor achteruitgang mogelijk, en bijbeta ling door de gemeente in zoodanig geval, zeker is; hij zal dus zijne stem voor het voorstel van den heer Wiersma uitbrengen. De heer Bruinsma wenscht den heer Wiersma op te merken, dat hij geen exploitatie-kapitaal in rekening stelde om de een voudige reden dat hij met het daarvoor aan te geven bedrag op dat oogenblik niet genoegzaam bekend was; hij wil echter dien aangaande observeren, dat gezegd kapitaal bij eene exploitatie door de gemeente, nog al belangrijk minder kan zijn dan vroeger gevorderd werdimmers de vorige gascompagnie belastte zich tevens met het leveren der benoodigde toestellen achter de me ters, wat do gemeente niet doet en wat tengevolge moet hebben dat een minder bedrijf kapitaal bcnoodigd is. Wat het bezwaar van den heer Rengers betreft, dat de gemeente geene winst van de fabrijk zoude genieten, wenscht Spr. te observeren dat art. 254 der Gemeentewet pertinent voorschrijft dat de bedoelde reg- ten tot geen hooger bedrag mogen worden geheven dan noodig is te achten om den betaler, naar evenredigheid van het gebruik of genot dat hij heeft in dc kosten van aanleg, onderhoud of verstrekking van het door hem gebruikte of genotene te doen dragen. Zoo zou men b.v. de regten op het gebruik van de veemarkt, niet willekeurig kunnen verhoogen, maar steeds eene zekere census in acht moeten nemen, die op deze wijze door de tc heffen belasting kan worden gedektde te verkrijgen winst kan alleen worden aangewend tot schuld- en rcnte-delging zoomede onderhoud. Op voorstel van den Voorzitter is eenparig besloten dc ver gadering Yoort te zetten, niettegenstaande het tot sluiting daarvan bepaalde tijdstip reeds is verstreken. De heer Plantenga wenscht nog eene enkele opmerking te maken. Door den heer Rengers is gewezen op het verschil van cijfers welke door B. en W. en door den heer Wiersma geraamd worden, dat verschil lost zich mijns bedunkens op in de onder scheidene plannen. Het plan voor de vroegere maatschappij waarvan de heer Wiersma gewaagde is op een veel kleiner om vang en stelt het vermoedelijk verbruik van gas op een veel ge ringer bedrag dan het plan aan B. en W.daarenboven zijn in het plan aan B. en W. opgenomen vier gashouders, welk getal noodig zal zijn ook volgens deskundigen wanneer het verbruik zoodanig klimt als met grond is te verwachten, hierin en in de kosten van het grootere terrein is het verschil gelegen dat in de becijferingen bestaat. De heer Attema wenscht ook zijne stem te motiveren. Hij kan zich met het voorstel van den heer Wiersma niet verecni- gen op grond van het bezwaar dat het niet tijdig is, dat het op een ongelukkig oogenblik in discussie is geworpen. Dagelijks toch wordt aan het ter zake genomen raadsbesluit uitvoering ge geven, er kan hier dus geene sprake zijn van daarop terug tc komen, maar wel om het in te trekkenmaar dan moet het ook notoir en bewezen zijn dat men dienaangaande een verkeerden weg bewandelt; dit nu is tot dusver het geval niet. Spr. zal niet herhalen wat over den gang der zaak bereids in het raidden is gebragt, maar is van oordeel dat het voorstel, om op het besluit terug te komen, op een ontijdig oogenblik ter overweging is aangeboden. Doch men vestige het oog op de verkregen resultaten, en dan gelooft hij toch, dat die als bevredigend zijn te beschouwende ervaring heeft nu reeds geleerd, dat hoe grootcr het gasverbruik is, hoe betere resultaten men verkrijgthet meerdere fabrikaat veroorzaakt naar die evenredigheid geene meerdere onkosten, dit leert dc ondervinding bij al wat fabrykmatig is en dit is dan ook geldend voor de aanmerking en het bezwaar van den heer Rengers, daar wtar deze wil, dat niet de uitkomsten van de laatste drie maanden tot maatstaf voor de toekomst zullen verstrekken. Men hebbe voor dc toekomst geen overdreven vrees, want die wordt in dezen door niets gewettigd, integendeel de verkregen uit komsten zullen nog door de met grond te verwachten resultaten wor den beschaamdreeds is het gasverbruik niet onaanzienlijk toe genomen, maar de groote lijst van ingekomene aanvragen waar borgt voor den goeden gang. Spr. laat overigens daar of en in hoever het beginsel van eigen exploitatie aldan niet de voorkeur verdient, hij voor zich zou liever de exploitatie in handen der par ticuliere nijverheid hebben gezien, doch de gemeentelijke exploi tatie is nu eens een fait accompli en erlangt sints zes maanden uitvoeringnu kan hij een voorstel tot openbare aanbesteding ter elfder ure gedaan onmogelijk goedkeuren. Wat betreft het bezwaar van den heer van Sloterdijck, dat do GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Woensdag 18 April 1866. 53 gemeente zich niet mag inlaten met de voorziening omtrent de levering van gas aan particulieren, Spr. verklaart dat bezwaar niet tc declen, aangezien het. hier zou betreffen een beding tus- sehen contractanten ten behoeve van derdenwenscht nu die van dat beding gebruik te maken, dan doet hij zulks vrijwillig. Dc heer Wiersma geeft zijn leedwezen te kennen, dat de heer van Sloterdijck op grond van zijn aangegeven bezwaar belet wordt, het ondcrwerpclijk voorstel te ondersteunen. Het bewuste punt is bij de behandeling der gaszaak dikwerf besproken en veel was er voor, dat de gemeente zich enkel beperkte tot de voorziening in de straatverlichting, doch men stuitte daarbij af op de moeije lijkheden eener te ontstane concurrentie, die in zoover niet te vree zen was, wanneer twee fabrijken iu deze gemeente verrezende belangen der ingezetenen kon en mogt men in zoodanig ge val niet aan de concurrentie overlaten en voor twee fabrijken is de gemeente te klein. Overigens meent hij te moeten observeren, dat zijn tegenwoor dig voorstel niet ter elfder ure is aangeboden. Zooals hij be reids opmerkte heeft hij daarmede gewacht tot dat de plannen der Commissie bekend waren, afgewacht wat zij zou voorstellen, cu vermits het nu minder in zijne bedoeling ligt eene model- labrijk, dan wel goed en goedkoop gas tc erlangen, is hij on middellijk na de ontvangst van het voorstel van B. en W. met zijn voorstel voor den dag gekomen. Ilij vreest, dat het verlan gen om goedkoop gas te verkrijgen, op den achtergrond zal wor den geschoven door de meerdere kosten aan de fabrijk te beste den. Had de Commissie eenvoudiger voorstellen aangeboden, naar aanleiding waarvan het uitzigt zou zijn geopend, om later de exploitatie in handen van dc particuliere industrie te doen over gaan, zijn voorstel ware niet ingekomen. Een kapitaal van 3 ton ten behoeve der fabrijk tc bestemmen, is mogelijk wel goed cn verdedigbaar, zal waarschijnlijk wel leiden tot goed- maar nimmer tot goedkoop gas. Bestaat er dan indedaad geen bezwaar tegen gemeentelijke exploitatie, al was het alleen maar om van den verderen last bevrijd te blijven? De heer Brunger wenscht even als andere leden zijne uit te brengen stem te motiveren, en verklaart zich niet te vereenigen met het beginsel van den heer Wiersma dat het niet wcnsche- lijk is te achten dat de gemeente zich plaatse op industrieel terrein, integendeel hij heeft het beginsel van eigen exploitatie steeds voorgestaan. Hij heeft hooren gewagen van het onwettige eener zoodanige handeling, maar wenscht te observeren dat de gasfa- brijk bestaat ten behoeve van een groot deel der ingezetenen, voor welker belangen het de pligt is der plaatselijke regering te zor gen dat derhalve de gasfabrijk is aantcmerken als eene inrigting ten algemeenen nutte, waarbij het belang van ieder ingezeteneu betrokken is. Eene gemeente zonder gemcentcnarcn is wel niet denkbaar. Spr. is op dien grond van oordeel, dat de Raad al- lezins bevoegd was tot het nemen van het bewuste besluit en bij die meening verblijvende is hij niet genegen, het voorstel van den heer Wiersma te ondersteunen. De heer Jong8ma geeft te kennen misschien of te kort te zijn geschoten in zijn betoog, of de heer Rengers schijnt hem niet be grepen te hebben deze althans 9prak er van, dat hij alleen de finantieele zijde had aangeroerd en gesproken had over goed en goedkoop gas. Spr. meent de theorie slechts even te hebben aan geroerd, maar die onmiddellijk tc hebben laten varen voor eenen beteren grond, te weten de bijgebragte becijferingen. Voorts ia er door den heer Rengers gewezen op tal van mogelijkheden, on der andere daarop dat het in vervolg van tijd mogelijk zou kun nen zijn, dat men moeijelijkheid kon ondervinden in het za- mcnstcllen eener der zake kundige gascommissie, doch Spr. is van oordeel, dat die vrees door den tegenwoordigen tijd ten eenemalc wordt gewraakt; immers binnen kort zal in deze gemeente eene instelling verrijzen die gereede aanleiding geeft om de ge opperde bedenking te doen vervallen. Spr. meent op goede gronden te kunnen veronderstellen, dat uit de kweekelingen van dc rijks hoogere burgerschool, toekomstige raadsleden zullen voort komen, beter technisch onderwezen en derhalve veel geschikter dan vele leden der tegenwoordige vergadering, om zitting in dc bewuste Commissie te hebben. Op grond dus van de opgedane ondervinding en met het oog op de toekomst stemt Spr. met vertrouwen tegen het voorstel. De heer Bruinsma voor de derde maal het woord voerende acht zich verpligt op te komen tegen het idee van den heer Wiersma, als zoude de Commissie op het oog hebben eene mo- del-fabrijk van de tegenwoordige fabrijk te maken, dat woord model komt geenszins te pas, men zal uit het plan zien dat de Commissie alleen het oog heeft gehad op het practisch nut der fabrijk op den meerderen waarborg voor de zuiverheid van het gas, het aanbrengen van meerdere retorten, exhaulter enz. welk een cn ander in het vorige plan niet was opgenomen maar dat toch doelmatiger werd geoordeeld van geenerlei versiering is in- tusschen in het plan sprake en Spr. laat het aan het oordeel van deskundigen over of men onnutte diugen heeft willen aanbrengen. De Voorzitter verklaart, alvorens de discussien te sluiten aan zich zelf verpligt tc zijn, zijne gedachten over het onderwerpelijk voorstel aan de Vergadering mede te dcelcn. Steeds was hij te gen eene gemeentelijke exploitatie en dat beginsel is hem ook voortdurend bijgebleven en niettegenstaande hij naar zijn vermo gen, getrouwelijk heeft medegewerkt om aan het besluit van Julij 1863 behoorlijke uitvoering te verzekeren, bleef altijd zijne opinie zich tegen gemeentelijke exploitatie aankanten. Doch nu men eens met de zaak is aangevangen en lettende op de reeds ver kregen resultaten, zou hij het minder goed achten dat daarmede niet werd voortgegaan, zou hij het onraadzaam rekenen om ge zegd raadsbesluit niet te respecteren; daarom acht hij het voor stel van den heer Wiersma onaannemelijk. Het le lid van meergemeld voorstel, wordt alsnu na sluiting der beraadslagingen in rondvraag gebragt en met 13 tegen 2 stem men (die van de heeren Wiersma en Rengers) afgestemd; zijnde het 2e lid van hetzelve daarmede tevens vervallen. 3. Op voorstel van den Voorzitter is eenparig besloten, we gens het gevorderde uur, de behandeling van het rapport en voorstel van de Commissie van rapporteurs uit de sectien van den Gemeenteraad betrekkelijk het voorstel van B. en W. inzake de uitbreiding van dc gemeentelijke gasfabrijk te Leeuwarden, aan te houden tot dc eerstvolgende vergadering. 4. Is ter tafel gebragt cn gelezen een rapport en voorstel van B. en W. betrekkelijk het toekennen van teruggaaf van be taalden gemeente-accijns, aan handelaren en neringdoenden in gedistilleerd, turf en steenkolen, en rund- en kalfsvleesch, wegens hunnen op 30 April eerstkomende nog aanwezigen, niet in con- sumtie gebragten voorraad. Luidende het bij dit rapport en voorstel ter vaststelling aangeboden ontwerp-bcsluit zoomede de betrekkelijke memorie van toelichting als volgt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1866 | | pagina 4